woensdag 9 januari 2008

Op de stoep

Het is een probleem waar iedere individualiserende maatschappij mee te maken krijgt: hondenpoep. De hoeveelheden zijn hier vooralsnog gering, maar het evenwicht is wankel. Bij gebrek aan regen om de zonden weg te wassen is het straatbeeld afhankelijk van de bereidheid van baasjes om het uitwerpsel van hun lievelingen weg te gooien. Bij kleine honden gaat dat gewoonlijk wel goed. De relatie mens dier kent hier een hoog my little pony gehalte. Alles wat het schattige mormel doet is even lief en ach, wat stelt zo’n poepje nou voor? Even een servetje of een plastic zakje er omheen vouwen en in een container werpen, het is een moeite van niks. Lastiger wordt het wanneer een individuele flatbewoner tot de conclusie is gekomen dat zijn maatschappelijke status een grote stinkhond vereist. Want hoe gaat dat: het dier zit de hele dag in een klein kamertje te janken, krijgt nauwelijks lichaamsbeweging en raakt in de voor hem onnatuurlijke omgeving zwaar gefrustreerd. Als het dan eindelijk naar buiten mag, schijt het van pure ellende in een keer zijn darmen leeg. Zulke vieze troep gaat baasje heus niet oprapen. Dat zou ik ook niet doen. Dus blijft het liggen wachten tot argeloze kinderschoentjes er in trappen. Dat kan lang duren maar uiteindelijk gebeurt het toch. Nog zijn de grote stinkhonden in de minderheid. Nog kun je zonder grote gevaren in gedachten verzonken over straat lopen. Maar steeds vaker zijn er van die momenten dat je binnensmonds vloekend tussen een troep hopen door moet laveren. Eenzaamheid stinkt.

Geen opmerkingen: