dinsdag 15 januari 2008

Indikken

In zijn lekker leesbare en bij vlagen hilarische sociologische reisgids Barcelona schreef Robert Hughes begin jaren tachtig dat er hier meer auto’s dan parkeerplaatsen waren, ongeveer twintig procent meer, waaraan hij de conclusie verbond “dat er dus altijd, dag en nacht, ten minste honderdduizend auto’s door de stad rijden”. Sinds deze woorden zijn er een hoop parkeergarages bijgekomen. Ieder nieuwbouwproject begint met een enorme kuil waarin meerdere parkeerdekken worden afgezonken. Het aantal voertuigen neemt ondertussen ook ongeremd toe. Parkeren blijft om ingenieuze oplossingen vragen. Een ervan is het kleiner maken van de parkeervakken. Logisch. Hoe meer plekken, hoe meer plek. Jammer alleen dat de trend in autokopen telkens groter is. Hoger, sneller, sterker, autobouwen is een Olympische sport. Veel van die vakken steken aan voor- en achterzijde over het aangebrachte kader heen. Toch heeft dat geen gevolgen voor de bezettingsgraad. Die is en blijft 100%. Het blik staat bumper aan bumper en de kleintjes compenseren op de een of andere manier het teveel van de bezittende klasse. Hoe het precies functioneert is me niet duidelijk, het zal ermee te maken hebben dat Barcelonezen graag allemaal op hetzelfde moment hetzelfde doen, maar feit is dat je zelden van die ergerniswekkende halve plekken ziet. Barcelona is een lesje in ruimtegebruik. Les een voor parkeerwachten: niet moeilijk doen over dubbel parkeren. Zolang de accu niet leeg is en de signaallichten nog werken, mag je rustig dubbel staan. Dat is een prettige zekerheid. Het scheelt een hoop ergernis en ergernis, dat weet iedereen hier, is omgekeerd evenredig met ruimtelijkheid.

Geen opmerkingen: