woensdag 31 oktober 2007

Porno

De rechtbank heeft uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachten van 11M, de aanslagen in Madrid op 11 maart 2004. Een paar hoofdverdachten ontbraken, want die bliezen zichzelf enkele dagen na hun wandaad op in een flat in de voorstad Leganes, op dat moment op de hielen gezeten door de politie. De nu veroordeelden waren vooral de tweede ring, de aandragers, de klusjesmannen en een enkele voor brein gehouden medestander. Tijdens de rechtszittingen, die dit voorjaar plaatsvonden, probeerden zij de rechter te overtuigen van hun onschuld. Dat ging dan ongeveer zo: Hé man, ik heb het niet gedaan weet je. Ik ben geen terrorist. Ik ken geen terorristen. Je hebt van mij geen last. Ik ben een junk, weet je, gewoon een junk. Hashiesj en zo, en heroïne, en ook cocaïne. Ik neem het allemaal. En ik heb porno in huis, pornobanden weet je, ga maar bij me kijken. De rechters vonden dat geen leuke manier van doen. Ze wonden zich er vreselijk over op. En dan moesten ze ook nog de schertsvertoning van de organisatie voor terrorismeslachtoffers weerstaan. Hun advocaten probeerden tot het uiterste te bewijzen dat de ETA bij de aanslagen betrokken was. Daarbij kregen ze hulp van de meest fantastische samenzweringstheorieën in de krant El Mundo, plus financiële steun van de Volkspartij. Uiteindelijk zijn alle wanhopige pogingen om een link met ETA te leggen weerlegd. Toch wil de Volkspartij haar vergissing (lees: opzettelijke misleiding) niet toegeven. Men roept al om nieuw onderzoek. Het is van een ongekend hufterige minachting voor het functioneren van de democratische instituties. Maar ja, democratie, dat is la otra España, daar hebben zij uit principe niets mee te maken. Groeten uit Barcelona. Ik duik een paar dagen onder en ben er maandag weer.

Gemiste kans

Er is een festival van muziekdocumentaires in de stad. Ben gisteravond met mijn liefje naar The U.S. vs John Lennon geweest. Een niet helemaal gelukte film waarin alle oude beelden keurig op een rijtje staan en waarin wordt verteld hoe John Lennon en Yoko Ono in 1970 aansluiting vinden bij de Amerikaanse anti-Vietnambeweging. Ze vertonen zich openlijk in gezelschap van de protestleiders Abbie Hoffman en Jerry Rubin en van Black Panther-voorman Bobby Seale. Er is een geestige scène waarin Lennon tijdens een tv-opname zijn goede vriend Bobby Seale voor de camera haalt en je voelt het studiopubliek van angst verstijven. Met zijn instant tot mantra verheven songteksten – war is over, give peace a chance – jaagt Lennon de paranoïde regering Nixon de stuipen op het lijf. Het gevaar John Lennon moet bezworen worden. Ze luisteren me af en ze volgen me en ze laten mij dat merken, om me gek te maken, zegt Lennon. De vele getuigenissen uit beide kampen laten er geen twijfel over bestaan dat dit waar is. In 1971 boekt de John Lennonshow een succesje wanneer de om twee joints voor tien jaar gevangen gezette John Sinclair wordt vrijgezongen. Het volgende doel is de herverkiezing van Nixon tegenhouden. Maar Lennon en Ono besluiten op het laatst niet mee te gaan naar de protestbijeenkomst bij de Republikeinse conventie in de zomer van ’72. We waren bang dat we vermoord zouden worden, merkt Ono daarover onomwonden op. Daarmee is hun rol uitgespeeld. In het vervolg worden beiden nog een tijdlang lastig gevallen om hun verblijfsvergunning en als ze eindelijk een green card hebben, krijgen ze een kindje en gaan happy family spelen. De betekenis van John Lennon lost langzaam op. En dat is het gekke van de film. Het moet voor de man persoonlijk een drama zijn geweest. Je ziet aan zijn kop dat hij in die jaren flink aan de drank en de drugs was. Maar wat de rest van de wereld ervan vond, krijgen we niet te horen. Dat heb ik nog nooit te horen gekregen. In die paar hectische jaren waarin hij de overstap maakt van een wereldberoemde hippiemuzikant naar een activist met een zeer concreet doel voor ogen, wordt hij voor gelijkgestemde geesten een soort halfgod die hun het gevoel geeft dat er werkelijk wat staat te veranderen. John is with us. Ze gaan het redden. Nixon wordt verslagen, het kapitalisme wordt verslagen, de oorlog is voorbij, Amerika wordt een nieuw land. En dan gaat het allemaal niet door want Nixon veegt zijn tegenstander, de halve hippie George McGovern, finaal van de kaart. De film lijkt graag de indruk te willen wekken dat de psychologische druk op Lennon hierin een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Door Lennon uit te schakelen kon Nixon winnen. Maar dat is een al te romantische voorstelling van zaken. Zo populair was Lennon nou ook weer niet bij de Amerikaanse middenklasse. Het failliet van het icoon John Lennon is vooral een symptoom van de algehele depressie waarin de vredesbeweging na 1972 verzeild raakte. De droom was voor iedereen voorbij. En daar vraagt de film niet naar. Al die mensen die aan het woord komen vertellen met smaak over de opwinding van die mooie tijd en dat ze er nog wel eens met weemoed aan terugdenken. Maar wat er daarna gebeurde, of ze junk werden, of ze banken gingen beroven, of ze hun baard afknipten en een nette baan namen, dat mogen we niet weten. En dat was nou net de vraag die gaandeweg in mij opborrelde. En toen? Wat gebeurde er toen? Wat is er van jullie geworden? Heeft Nixon de vredesbeweging vermoord of hebben de kiezers het zelf gedaan? Voor mij zijn dat relevante kwesties. Ik heb die gouden tijd namelijk net niet meegemaakt. Ik zat tijdens de depressie op de middelbare school. En ik mocht meemaken hoe de volgende generatie het ingekakte zootje eens flink tegen de schenen schopte. Dat was ook een leuke tijd. Maar ik zou graag de grote sociologische slingerbeweging in beeld zien gebracht. Hoe alles met elkaar samenhangt. Hoe een hoogtepunt altijd de top van een golf is en dus alleen kan bestaan omdat er een dal op volgt. Dat soort verhalen, die willen we horen. Verhalen over de noodzaak en de schoonheid van depressie, wezenlijk.

dinsdag 30 oktober 2007

Pleingevoel

Het plein Urquinaona bezit een zeldzame kwaliteit. Het heeft de juiste verhoudingen tussen openheid en beslotenheid, tussen bouwhoogte en afmetingen, tussen doorgaand verkeer en verblijvers. De metrotrap komt er midden op uit, wat bijdraagt aan het gevoel op een goed plein te zijn, een eigen plek die deel uitmaakt van de omliggende stad. Dat is bepaald niet vanzelfsprekend. Voor zover je hier pleinen hebt, zijn het open vlakten waar het verkeer aan voorbij raast, of weggestopte hoekjes. In beide gevallen proberen ze de rest van de stad te ontkennen. Vooral ’s avonds, wanneer de oerlelijke bruine kantoorkolos op de hoek van Roger de Llúria door het duister is opgeslokt, weet Urquinaona je de indruk te geven dat je precies op de plek bent die er op dat moment toe doet. Er is geen enkele reden om ergens anders te willen zijn. De Dam had dat vroeger ook, voor ze er een historische vlakte van maakten. De vorm is min of meer toevallig ontstaan, wat een belangrijke voorwaarde is voor een plein. Ik had op Urquinaona niks te zoeken, maar ik was er en besloot wat rond te hangen om het pleingevoel op me in te laten werken. Een wederverkoper herkende mijn bedoelingen en greep zijn kans om mijn medeleven aan te spreken. Of ik aan de arme mensen wilde geven? Dat wilde ik niet. Ik liet hem even praten. Hij stond hier ook voor eigen glorie, veronderstelde ik. Voor zover ik kon beoordelen, sprak hij met een Columbiaans accent. Een mooi, zangerig geluid dat verraadt dat Brazilië niet ver is. Ik genoot een tijdje van zijn jammerklacht en vervolgde toen mijn weg. Het was fijn om op Urquinaona te zijn.

maandag 29 oktober 2007

Man en paard

Ik stapte gisteravond in een metro vol Barçasupporters, in overgrote meerderheid mannen. Ze zagen er bevredigd uit. Geen gezang, geen uitgelatenheid, ook geen gesomber of onverwerkte agressie. Ik hield het op een eenvoudige overwinning zonder spektakel. Niets om over naar huis te schrijven, feitelijk. Toen rook ik het. Het was een verschaalde geur die mij laag in de neus trof, onder de neusvleugels. Het was een dierlijke geur, de ammoniakarme lucht van dieren die al de hele winter op een dieet van stro leven. Het rook nog het meest naar paardenstal. Het rook in de metro naar mannelijk hormoon. Er hing een wolk van hormoon in de metro. Ik keek nog eens goed naar die bevredigde gezichten om mij heen. Er lag een gebroken glans in de ogen, zoals stervenden die hebben en jij en je geliefde na een goede beurt. Er was in het stadion blijkbaar meer voorgevallen dan ik bij eerste oogopslag dacht. Ik trof de fans in een sereen moment van post-coïtale gelukzaligheid, een gezamenlijke ervaring die niemand in het volgestouwde compartiment wilde doorbreken. Ik had dat nooit eerder zo meegemaakt. Ja, ik heb zelf ook in overvolle trams en metro’s gestaan, in uiteenlopende stemmingen. Maar dan maakte ik deel uit van de meute, dan rook ik mijzelf en de anderen niet. Dan was ik vervuld van het eindoordeel over de wedstrijd, zoals al deze reizigers nu, en niet tot verdere waarneming in staat. Soms is het prettig om ergens niet bij te horen. Interessant ook.

zondag 28 oktober 2007

Binnen

Wij wonen twee hoog achter. Dat klinkt niet best, maar het is een verademing vergeleken met de voorzijde, hier exterior geheten. Daar raast het verkeer door de straat, daar is het altijd lawaaiig en hangen giftige wolken tussen de gevels. Wat doe je dan als de zon op de ramen schijnt en de temperatuur het kookpunt nadert? Antwoord: dan zet je de air conditioning aan, reden waarom hier meer energie aan afkoelen dan aan verwarmen wordt besteed. Interior heb je van zulke problemen geen last. We zijn met balkonnetjes onder elkaar en beneden ons het uitloopbaantje van een grote sportschool aan de overkant van het blok. De meeste balkons zijn redelijk netjes en weelderig van planten en bloemen voorzien. Bovenop de flats staan de áticos, een soort bungalowtjes met een groot dakterras. Niet om uit te houden in de zomer, maar ja, wat een uitzicht en een buitenruimte. Een dakterras is heel geschikt om een struik of boompje op te zetten, een conifeer of een palm, een rodondendron, een rozenstruik, een denneboom. Na verloop van jaren worden die schattige boompjes vanzelf groot. Zo raakt de flat behangen met lappen en vlekken groen, triomfantelijk afgetopt met een forse kruin. De flat is een druipend rotsblok geworden, zijn bewoners holenmensen. Aan de voorzijde houdt de koolmonoxide de mensen achter dichte ramen. Binnen leven we met open deuren. We horen elkaars muziek, we horen elkaars ruzies, we horen elkaar neuken. We bemoeien ons niet met elkaar. Dat is niet nodig. We leren elkaar zo wel kennen.

zaterdag 27 oktober 2007

Socavón

Van de zomer hadden we hier een apagón. Het licht viel uit en in sommige delen van de stad moesten ze een week wachten tot er generatoren waren aangerukt. Dat leidde tot de nodige burgerlijke verontwaardiging. Momenteel hebben we last van socavones, van verzakkingen. Dat zit zo. Na jaren van getreuzel heeft de regering Zapatero besloten de snelle treinverbinding met Madrid eindelijk af te ronden. Met Kerstmis rijdt de AVE tot Estació de Sants, was de belofte. Om dat waar te maken, moest er nog flink aan getrokken worden. De Barcelonezen waren er heel even blij mee, tot bleek wat de consequenties van die plotselinge haast zijn. Indertijd is besloten dat de trein vanaf het vliegveld via Sants onder de stad door moet om dan te zijner tijd aan de andere kant naar Girona en Frankrijk doorgetrokken te worden. Het tracé naar Sants ligt vol met trein- en metrosporen. Daar moet dus een extra tunnel bij. En dat gaat niet goed. Herhaaldelijk verzakt ergens een stuk rails, stort een tunnelwand in of, zoals gistermiddag, zakt een compleet perron onder de voeten van de verbijsterde reizigers weg. De Baix de Llobregat, waar een kleine miljoen mensen wonen, is al een week van de treinverbinding met Barcelona verstoken en daar komen dus nog wel wat weekjes bij. De verantwoordelijken wijzen ondertussen naar elkaar, wat de verontwaardiging verder opstuwt. De oppositie roept om het hoofd van de minister van publieke werken. Zo hoort het ook, maar het verandert aan de puinhoop niet veel. Bovendien, zo merkte een columnist van La Vanguardia vanochtend op, degenen die bedacht hebben dat de AVE per se door dat overvolle reepje grond geperst moest worden zitten allang op een post waar ze niet voor blunders uit het verleden aanspreekbaar zijn.

vrijdag 26 oktober 2007

Uw en onze veiligheid

Ook hier wordt steeds minder service verleend en steeds meer gesurveilleerd. Op de metrostations is het loket vrijwel permanent gesloten. De dienstdoende beambte achter de neergelaten luxaflex – tussen de kieren door nog juist zichtbaar – doet iets waarvan wij het fijne niet mogen weten. Kaartjes schaft men maar bij de automaat aan. Wel loopt er soms een opzichter rond, een in nette bedrijfstrui geklede jongeman die belangstellend toekijkt hoe de tourniquettes functioneren. Als er een leeftijdgenoot over het hekje springt, roept hij wat maar onderneemt geen actie. Beneden op de perrons en in de metro kom je soms veiligheidspersoneel tegen. Ze zijn in combat outfit en hebben een kort aangelijnde Rottweiler met stalen muilkorf bij zich. Een zo’n combinatie lijkt mij genoeg om binnen de minuut een complete trein leeg te vegen. Toch zie je ze meestal in groepjes van wel vijf man met hond opereren. Op welk gevaar zijn ze eigenlijk voorbereid, vraag ik mij af. Als er een rugzaktoerist met enkele reis hemel instapt, zijn we hoe dan ook de klos. Als de tunnel instort, lopen die honden alleen maar in de weg. Als het de bedoeling is om reizigers op het stiekem opsteken van een sigaretje te betrappen, kunnen ze zich beter verspreiden. Dat vervijfvoudigt de pakkans. Ik kan daarom geen andere reden voor hun aanwezigheid bedenken, dan dat ze ons angst moeten inboezemen. Maar wat daar dan weer het voordeel van is, ontgaat mij. Angst leidt tot recessie, dat is bekend. Gelukkig wennen mensen snel. Het is even schrikken als zo’n eenheid jouw metro bestormt, maar daarna gaat het wel weer.

donderdag 25 oktober 2007

Niet zonder plaatsbewijs

Nuria was laat op Engelse les. Ik liet haar uitleggen hoe dat zo was gekomen. One has to take the bull by the horns. Het bleek dat de bus deze keer bijzonder lang over de vaste route had gedaan. Bij iedere halte ontstonden felle discussies tussen chauffeur en passagiers, of liever de beoogde passagiers. De meesten weigerden naar binnen te gaan. Wie de bus al had betreden, eiste op hoge toon eruit gelaten te worden. De oorzaak van alle opwinding betrof de stempelautomaat. Die was stuk. Er kon niet worden gestempeld. De chauffeur verontschuldigde zich voor het ongemak. Er was een monteur gebeld en die was inmiddels onderweg naar het keerpunt, om daar het euvel te verhelpen terwijl de chauffeur een bakkie deed. Daarom mag u deze keer gratis mee, deelde de vervoerder opgewekt mee. Nuria kon daar inkomen. Het leek haar niet meer dan redelijk dat het busbedrijf de consequenties op zich nam. Maar de overige, voornamelijk oudere passagiers namen hier geen genoegen mee. Als de chauffeur geen ouderwetse stempel bij zich had om hun kaartjes af te stempelen, dan liet hij die monteur maar komen waar ze nu waren. Eerst de automaat gerepareerd, anders werd er niet verder gereden. Het was een passagiersstaking tegen een gratis ritje. En dat bij iedere volgende halte opnieuw. Verbaasd hoorden wij Nuria’s relaas aan. Wat was er in die mensen gevaren? Wie wilde er nou niet gratis met de bus mee? Atilano wist het antwoord. Wie geen geldig plaatsbewijs heeft, is niet verzekerd, verklaarde hij. Zo’n chauffeur kan wel de gulle oom uithangen, maar die oudjes nemen begrijpelijk het risico niet. Stel je voor dat ze vallen. Ja, stel je voor, zeg. Daar waren wij even stil van.

woensdag 24 oktober 2007

Tweede kans

Toen ik in augustus met de auto van Barcelona naar Amsterdam reed, had ik een Koerdische lifter bij me. Hij had in Perpinyà bij zijn broer gelogeerd en was op weg naar zijn vriendin in Utrecht. Zelf woonde hij in New York. In Koerdistan was hij sinds zijn kleuterjaren niet meer geweest. Wij spraken over een gedeelde belangstelling voor verkeersproblemen en daarna over politiek. Ik zei dat Catalunya net als Koerdistan een natie is die over meerdere staten ligt verspreid. Ik vertelde dat vroeger iedere uiting van nationalisme krachtig werd bestreden en dat dit een hoop woede had weten te wekken. Sinds de Catalanen hun eigen taal mochten spreken en zich binnen de grenzen van het koninkrijk hun eigen andere zelf mochten voelen, was de relatie met Madrid enorm verbeterd. Ik vertelde er niet bij dat dit principe onder socialistische regeringen beter functioneert dan wanneer de Volkspartij aan de macht is. Guney merkte op dat de Koerden van zo’n status alleen maar kunnen dromen. Turkije is een militaire dictatuur die iedere afwijking van de leer van Atatürk met harde hand de kop in drukt, zei hij, of die nu van de moslims in het westen komt of van de Koerden in het oosten. Ik vroeg hem hoe de Koerden tegenover de oorlog in Irak stonden. Guney glimlachte. De vorige keer hebben we een historische kans op onafhankelijkheid laten liggen, zei hij. Hij doelde op het einde van de Eerste Wereldoorlog, toen het Ottomaanse Rijk uiteen viel? Guney knikte. Dat zal ons niet een tweede keer gebeuren, sprak hij. Dat is het algemeen gevoelen en die tweede kans kan zich, met dank aan George Bush, elk moment voordoen.

dinsdag 23 oktober 2007

Beeldvorming

Ik vind het prettig om met muziek in de oordopjes ondergronds te reizen. Het geeft zo’n tripje een aangename verwondering mee. De medepassagiers zijn een film geworden bij de soundtrack die op dat moment in mijn oren klinkt. Mijn ipod heet zen, een Iers merk, en er kunnen 15 cd’s op. Voldoende om voor iedere situatie het juiste liedje bij me te hebben. Ben ik omgeven door beautiful people? Heb ik de toestand tot in mijn vingertoppen onder controle? Bevind ik mij in een achtervolgingsscène? Moeten ze mij soms hebben? Mijn zen is op alles voorbereid. Het is eigenlijk net als stoned zijn, alleen met dit verschil dat je kunt uitstappen door die dopjes uit je oren te halen. Het geluid is bovendien heel mild. Wanneer de omgeving stil is lijkt het heel wat, maar de herrie waarmee we een station binnenlopen overstemt de muziek moeiteloos. Als ik bij het overstappen door een nauwe gang van de ene lijn naar de andere loop, kom ik op de daarvoor aangewezen plek meestal een muzikant tegen. Zijn getokkel verdrijft al van verre het mijne. Wreed verstoort hij mijn droom door de zijne aan mij op te dringen. Een enkele keer ben ik daar niet rouwig om, omdat het mooie muziek betreft. Zoals laatst die oude jongeman die in zijn uitgemergelde eentje Led Zeppelin rifjes speelde. Ik groef in mijn broekzak en wierp wat geld in zijn mandje. Met mijn oortjes in. Ik vond dat beeld wel passen bij zijn muziek. Ik hoopte dat iemand anders hetzelfde dacht.

maandag 22 oktober 2007

1-0

Het is voetbalrechtenoorlog. De tv-kijkers kunnen tevreden zijn. Vorig seizoen moesten we het doen met een livewedstrijd op zaterdagavond en op zondag het programma met de reuze gezellige titel “Vertel me nou niet dat je niet van voetbal houdt”, een soort Langs de lijn op tv, waarin na een doelpunt wel de dolgelukkige verslaggever in beeld komt maar niet het sportieve hoogtepunt zelf, want dat blijft op dat eigenste moment achter de decoder verstopt. Wie wel alles wilde zien, kon bij de betaalkanalen van de twee rechthebbenden terecht, de mediabedrijven Mediapro en Audiovisual Sport. Mediapro heeft voor zeven jaar de rechten van Barcelona en Real Madrid gekocht, voor bedragen van respectievelijk 1,0 en 1,1 miljard euro. Inderdaad, miljard. Partijen hadden de afspraak dat Mediapro de zaterdagse wedstrijd zonder voorbehoud zou uitzenden, ook als de beelden van AVS kwamen. Dat is nu niet meer zo. AVS wilde meer wedstrijden op de openbare kanalen en Mediapro verzette zich, om zijn succesnummer Vertel me nou niet te beschermen. Vervolgens bood AVS de wedstrijden aan andere zenders aan. Die maken daar dankbaar gebruik van. Mediapro is er uiteraard niet blij mee. De rechter had onlangs geoordeeld dat de status quo van vorig jaar gehandhaafd diende te worden, maar daar komt voorlopig niet veel van. Zaterdagavond konden we derhalve in een vier uur durende voetbalshow over twee kanalen direct meemaken hoe de rijkaards Barça en Madrid hun uitwedstrijden bij de door AVS vertegenwoordigde budgettair bescheiden clubs Villarreal en Espanyol verloren. Een duidelijk geval van een nul.

zondag 21 oktober 2007

Vergeten

De overgang van fascisme naar democratie is hier geen uitgemaakte zaak geweest. Misschien herinnert iemand zich hoe kolonel Tejero in 1981 voor het oog van de tv-camera’s een bij nader inzien wanhopige poging ondernam om oude tijden te doen herleven. Om de kwetsbare nieuwe tijd niet in gevaar te brengen, is er veel onder het tapijt geveegd. Vroeger is dood, we praten er niet meer over. Maar wie de daders vergeeft, die laat de slachtoffers aan hun lot over. De geschiedenis van veertig jaar franquisme is behoudens films en literatuur nog grotendeels wat Franco er zelf van heeft gemaakt. Daarom komt de regering na een lange aanloopperiode met de Ley de la memoria histórica, een wet die iedere burger de gelegenheid biedt de officiële lezing van een gebeurtenis aan te vechten. Daar is behoefte aan, zo verwacht een meerderheid in het parlement. Er zijn nogal wat burgers ten onrechte in het gevang geworpen, velen zijn om niks ter dood gebracht. De wet kan nabestaanden de genoegdoening schenken dat ten minste de voetnoten van de geschiedenis waarheid bevatten. De Volkspartij vindt het maar onzin. Zou de regering zich niet liever druk maken om de opstand in de regio’s? Al dat gezeur over vroeger. Bovendien, waar heeft men het eigenlijk over? Zoals europarlementariër Jaime Mayor Oreja opmerkte: veel families hadden geen enkel probleem met het franquisme, zij leidden een normaal en vredig bestaan. En zo is het maar net. De oorlog was voor veel Nederlanders ook best een gezellige tijd. Dat wil een mens wel eens vergeten.

zaterdag 20 oktober 2007

Winkeldochters

De groentezaak om de hoek wordt gerund door een Roemeen en zijn drie magere dochters. De oudste is onderdak bij een jongeman met een Mercedes, de andere twee smachten nog. Dat doen ze met behulp van grote ogen en kleine bloesjes, waar wij klanten dan een blik in mogen werpen. Onlangs maakte een nieuwe medewerker zijn opwachting in de groentewinkel. Het is er nogal een duiventil, personeel komt en gaat naar believen. Hij leek mij wel een passende kandidaat voor de middelste. Dat vindt hij zelf geloof ik ook. Ik zag hem van de week over straat lopen, ’s avonds. Hij had een strakke spijkerbroek en een te klein T-shirt aan en enorme gymschoenen. Ik was getroffen door zijn tred. Hij had een stoer bedoelde waggelgang, duimen in zijn jeans gewurmd, met een schouder hoger dan de andere en een vervaarlijk zwiepend rechterbeen. In zijn ogen straalde angst om uitgejouwd te worden. Het deed mij denken aan mijn jeugd. Meteen vroeg ik mij af waar hij vandaan zou komen. Waar lopen ze nu nog zoals Hoogezand in 1970? Mijn gedachten dwaalden automatisch oostwaarts af, de grens over, Duitsland voorbij en dan steeds dieper het oude Oostblok in. Polen toch niet. Wit-Rusland? Achter het Donbekken? Ik kan het hem op de man af vragen, maar liever raad ik nog even. Het is prettig om in alle rust over zo’n gewichtige kwestie te mijmeren. Loopt hij de mannen uit zijn dorp na, of is dit zijn zelfverzonnen pas? Ik vrees trouwens voor hem dat de Roemeense er niet van onder de indruk zal zijn.

vrijdag 19 oktober 2007

Bedekte termen

Ik heb onaardig geschreven over de burka, op 23 september. O help, een burka, wat nu? En het was niet eens zo’n Afghaanse gevangenis, maar een alles omsluitend woestijngewaad dat alleen de ogen vrij laat. Heel praktisch wanneer het zand om je heen blaast. Waarom zou iemand niet mogen dragen waar hij behoefte aan heeft? Mijn afkeer kwam voort uit het feit dat zij, de vrouw, zo’n pak droeg en dat hij, haar begeleider en ik nam gemakshalve aan haar man, in lokale spijkerboek met fleurig overhemd rondliep. Het ging mij om het verschil. Maar nu vrees ik toch te hebben bijgedragen aan de plotselinge hetze tegen het hoofddoekje. De hoofddoek is bij toverslag een probleem geworden, van de ene dag op de andere. Een school weigerde een leerlinge met hoofddoek de toegang – een meisje van 6 jaar! - en alle media doken er bovenop. Ik zie hoe het beïnvloedbare tv-volk de hoofddoekjes opeens met argwaan bekijkt. Ik voel hoe de draagsters onder het nieuw verordonneerde wantrouwen lijden. Van zomaar een bevolkingsgroep die zijn geloof meeneemt naar een ander land, zoals op zijn manier iedereen dat doet, zijn ze een minderheid geworden. Ik schaam me een beetje dat ik aan de discussie heb bijgedragen door die (onbewust) een stap voor te zijn. Ik wou daarom duidelijk stellen dat ik onderscheid zie. Er is verschil tussen een machtsmiddel en een traditioneel kledingstuk. Er is verschil tussen een slachtoffer en een dader. Het is verleidelijk om een ander de schuld te geven van je eigen ongemak, maar uiteindelijk leidt dat tot rampspoed. Ik heb daarover een boek geschreven.

donderdag 18 oktober 2007

Met liefde gebakken

In een van de straatjes tussen MACBA en de Mercat de La Boqueria is de IJslandse bakker te vinden. Het verhaal van de IJslandse bakker is een verhaal van allergie en liefde. Om met dat eerste te beginnen: een IJslandse gaat in Barcelona aan de academie voor industriële vormgeving studeren. Al gauw ontdekt ze dat haar ingewanden niet tegen het Barcelonese brood zijn bestand. Dus bakt ze volgens oud recept zelf haar brood, met veel rogge en spelt en andere de spijsvertering bevorderende ingrediënten. Dan wordt ze verliefd op een klasgenoot. De gevoelens blijken wederzijds. Door eindeloze vergezichten overmeesterd besluiten beiden van haar nood een deugd te maken. Ze gaan een bakkerij in ouderwets goed brood beginnen. Ze vinden een ruimte, richten de boel lekker industrieel in met veel zichtbare koperen buizen – buizen voor water, buizen voor gas, buizen voor stroom – en in de hoek voor de rustieke sfeer een paar meelzakken, en slaan aan het bakken. Uit heel Europa sprokkelen ze recepten bij elkaar. In combinatie met de hedendaagse hang naar overdaad levert dat allerlei heerlijks op: roggebrood, notenbrood, zuurdesembrood, speltcakejes, tomatenbrood, volkorenbrownies, kaneelsoesjes. Na een aarzelend begin ontdekt de buurt de IJslandse bakker. De rijen worden steeds langer. Er moet personeel bij. De rijen worden nog langer. Er blijkt in deze stad een onbegrensd verlangen naar lekker, fantasievol en gezond gebakken brood te sluimeren. Naar liefdesgeschiedenissen ook.

woensdag 17 oktober 2007

Andere kinderen

’s Ochtends vroeg breng ik zoonlief met de bus naar school. Het is voor hem net even te ver lopen. Nadat ik hem heb afgeleverd, wandel ik door de ochtenddrukte naar huis terug. Bij de bushalte staan meer kinderen te wachten. Sommige kinderen gaan net als wij met de stadsbus, andere kinderen worden door touringcars opgehaald om naar bijzondere scholen te gaan. Er is een Engelssprekende jongen bij die naar de internationale school gaat en er zijn kleuters die door hun succesvol uitziende ouders op een hoogaangeschreven schooltje in de rijke buurt zijn gedaan. Er zijn ook kinderen die naar een katholieke school gaan. Deze kinderen dragen uniformpjes, bestaande uit donkere schoenen, kniekousen en een poloshirt of trui, met voor de jongens een korte broek en voor de meisjes een plooirokje. Al deze kinderen leren al jong dat er gewone kinderen en andere kinderen zijn en dat zij tot de laatste soort behoren. Op de katholieke school wordt les gegeven in het Spaans. Er wordt verteld dat God de wereld heeft geschapen en dat Madrid van die wereld het middelpunt is. De katholieke school is niet goedkoop. Veel Zuid-Amerikaanse ouders sturen hun kinderen naar een Spaanstalige katholieke school, juist vanwege de taal. Ze vrezen dat hun kinderen zonder Spaans niet vooruit komen in de wereld. Op de gewone openbare scholen wordt les gegeven in het Catalaans. Je kunt er kiezen of je het scheppingsverhaal van Genesis of Darwin te horen krijgt. Catalaans is de taal van de elite. Wie hier later een goede baan wil - en zoals overal blijft 90 procent van de jeugd in eigen stad of streek hangen - kan niet zonder Catalaans. Zo houdt het onderscheid zichzelf in stand.

Andere kinderen

’s Ochtends vroeg breng ik zoonlief met de bus naar school. Het is voor hem net even te ver lopen. Nadat ik hem heb afgeleverd, wandel ik door de ochtenddrukte naar huis terug. Bij de bushalte staan meer kinderen te wachten. Sommige kinderen gaan net als wij met de stadsbus, andere kinderen worden door touringcars opgehaald om naar bijzondere scholen te gaan. Er is een Engelssprekende jongen bij die naar de internationale school gaat en er zijn kleuters die door hun succesvol uitziende ouders op een hoogaangeschreven schooltje in de rijke buurt zijn gedaan. Er zijn ook kinderen die naar een katholieke school gaan. Deze kinderen dragen uniformpjes, bestaande uit donkere schoenen, kniekousen en een poloshirt of trui, met voor de jongens een korte broek en voor de meisjes een plooirokje. Al deze kinderen leren al jong dat er gewone kinderen en andere kinderen zijn en dat zij tot de laatste soort behoren. Op de katholieke school wordt les gegeven in het Spaans. Er wordt verteld dat God de wereld heeft geschapen en dat Madrid van die wereld het middelpunt is. De katholieke school is niet goedkoop. Veel Zuid-Amerikaanse ouders sturen hun kinderen naar een Spaanstalige katholieke school, juist vanwege de taal. Ze vrezen dat hun kinderen zonder Spaans niet vooruit komen in de wereld. Op de gewone openbare scholen wordt les gegeven in het Catalaans. Je kunt er kiezen of je het scheppingsverhaal van Genesis of Darwin te horen krijgt. Catalaans is de taal van de elite. Wie hier later een goede baan wil - en zoals overal blijft 90 procent van de jeugd in eigen stad of streek hangen - kan niet zonder Catalaans. Zo houdt het onderscheid zichzelf in stand.

dinsdag 16 oktober 2007

Gouden handje

Mijn hand mocht op de foto. Ik heb mooie handen, vinden ze hier. Als ze niet door de reuma zijn opgezwollen, en dat zijn ze hier niet zo vaak, klopt dat wel. Mijn hand moest in Carrer de Sèneca zijn. Net zoals die filosoof, zei het meisje van het uitzendbureau, alsof de straat min of meer bij toeval dezelfde naam had gekregen. Mijn hand was keurig op tijd. Zes mensen ontfermden zich over haar. Een hand is hier een vrouwelijk ding. De visagiste schoor de haartjes eraf en verfde vervolgens mijn hand knalgeel. De fotograaf en de tekstschrijver zaten achter de computer om aanwijzingen te geven. De assistent bediende de lampen en het fototoestel. Het hulpje hielp hem daarbij. En dan was er nog iemand voor de gezelligheid, zo leek het. Mijn hand moest op commando allerlei houdingen aannemen. Vuist maken, naar links wijzen, naar boven, stop doen. Dat ging haar goed af. Er hoefde maar een keer wat over. Iedereen was heel tevreden. Dat wil zeggen, de tekstschrijver was heel tevreden en toen was de fotograaf het ook en daarna knikten de anderen instemmend. Mijn hand mocht zich wassen. Trots en gelukkig ging ze naar huis. Daar had mijn hand zonder veel inspanning eventjes twee meier verdiend! Zo in het handje. Nu dingt mijn hand mee naar een reclameopdracht. Als ze wint, verdient ze misschien nog veel meer. Dan wordt ze beroemd en wil iedereen haar handtekening.

maandag 15 oktober 2007

Bedevaartgangers

Camp Nou heeft geen metrohalte voor de deur. Om er te komen kun je uit drie verschillende stations kiezen, waarna je nog een eindje moet lopen. Als gevolg hiervan zwerven er regelmatig toeristen door de buurt. Ze komen als clubje vrienden, in gezinsverband, met hun vriendin of met busladingen vol, en ze zijn op zoek naar Barcelona’s voetbaltempel. Eenmaal aangekomen laten ze zich rondleiden door het stadion dat ze van tv kennen, waarna ze een tas vol zwaar overgeprijsde voetbalprullaria aanschaffen. Deze mensen zijn geen fan van Barça. Ze dragen een shirtje van Arsenal of Juventus of Duitsland en ze zijn diep in hun hart aan hun eigen lokale clubje verknocht, aan Ferencváros of Stoke City of aan de FC. Wat deze bezoekers doen, de strandgangers die een dagje in Barcelona zijn en de cultuurtoeristen die de binnenstad inmiddels wel gezien hebben, lijkt veel op wat toeristen in Rome in de Sint Pieterskerk doen. Of ze nu een kaarsje aansteken of niet, of ze katholiek of moslim of ongelovig zijn, ze gaan een van de grote kathedralen van een wereldreligie binnen. Uit eerbied of nieuwsgierigheid of allebei, dat doet er niet toe. Voetbal is overgave en je moet alle grote stadions een keer in je leven gezien hebben. Ik wed dat je voor een dagje Maracanã – met willekeurige wedstrijd – moeiteloos een vliegtuig vol krijgt.

zondag 14 oktober 2007

Torre Akbar

Aan het eind van de Gran Via, achter de rotonde van Glòries, staat een opvallend gebouw. Het is met 145 meter het op drie na hoogste bouwwerk van de stad en het lijkt nog het meest op een komkommer, of een zeppelin op zijn kant. De volksmond noemt het consolador, iets wat troost kan brengen. Het ding is er een paar jaar geleden neergezet in opdracht van het waterbedrijf, Aguas de Barcelona, dat blijkbaar genoeg had verdiend aan de waterschaarste om een geinig bouwseltje te laten oprichten. Men besloot het nieuwe hoofdkantoor naar zichzelf te noemen en dat leverde torre Agbar op. Alles wat hoog is heet hier een torre en agbar lijkt me duidelijk. Een paar maanden geleden liep ik met een schoolklasje zestienjarigen uit Brabant door de Eixample. Ik liet ze de mooiste huizen zien en probeerde de sociaaleconomische ontwikkeling aan ze uit te leggen. Omdat er veel kinderen uit niet-Westerse milieus bij waren, deed ik mijn best de plotselinge rijkdom uit die tijd wereldwijd te duiden. Ik wilde hun het recht om vreemdeling in hun land te zijn niet met een al te gemakzuchtige hooghartigheid ontzeggen. De meeste scholieren kon het niet bommen wat ik te melden had, maar een meisje nestelde zich met een stralende glimlach aan mijn zijde en vroeg honderduit. In haar zoektocht naar haar eigen plekje halverwege thuis en maatschappij legde ze een overactieve belangstelling aan de dag, zoals vroeger zelfbevrijde gereformeerde meisjes dat hadden. Ik gaf haar alles waarom ze vroeg. Natuurlijk wilde ze ook weten wat dat hoge ding daar in de verte was. Op mijn antwoord keek ze mij even stralend als verbaasd aan. Torre Akbar? Ik hielp haar uit de droom. Nee schat, dat duurt nog wel even voor de allerhoogste hier zo’n toren heeft.

zaterdag 13 oktober 2007

Private banking

Er zijn hier ongelofelijk veel banken. In iedere winkelstraat en rond elk plein vind je filialen van de grote landelijke banken. Ze hebben de neiging bij elkaar te clusteren, die banken. Als je een vestiging van de concurrent ziet, dan weet je dat jouw bank niet ver kan zijn. En dan heb je ook de spaarbanken, waarvan er nog veel meer zijn. Elk stadje, elke vallei, heeft zijn eigen spaarbank. In die ontelbare kantoortjes gebeurt op het oog weinig. Er wordt wat getelefoneerd, soms ratelt ergens een telmachine. Wanneer je binnenstapt ben je bijna altijd aan de beurt. Ik kom vaak in een bank. Dat komt omdat de banken op iedere transactie commissie berekenen, behalve op het contant voldoen van een betaling aan een eigen rekeninghouder. Of hier van een herenakkoord of een wettelijk voorschrift sprake is weet ik niet, maar als ik een bedrag aan de school van zoonlief moet overmaken, dan kan ik dat bij een van de filialen van de bank van school zonder bijkomende kosten doen. Ik kan natuurlijk denken: zoek het maar uit, mijn uurprijs ligt te hoog om me om al die dubbeltjes druk te maken. Maar ik ben een immigrant en ik moet inburgeren (van mezelf, niet van de regering) en een regelmatig bezoekje is een prachtige gelegenheid om beetje bij beetje de wondere wereld van het bankwezen te doorgronden. Bovendien word je, omdat men toch niks beters te doen heeft, met alle voorkomendheid behandeld. Mijn bankier was de eerste die mij bij mijn naam aansprak, lang voor de bakker en de groenteboer.

vrijdag 12 oktober 2007

Zonder woorden

Arm Spanje. Wat er blijft er over van dit eertijds machtig land? Vandaag is het de dag dat in het jaar 39 Maria in Zaragoza verscheen, la Virgen del Pilar. Het is ook de dag dat Columbus 515 jaar geleden voet aan wal zette in wat hij Hispaniola noemde, het begin van het einde voor de indianen. Deze twaalfde oktober werd jarenlang el dia de la Hispanidad genoemd, de dag van het Spaanse rijk. Omdat de voormalige koloniën daar op zeker moment genoeg van hadden – hielden die Spanjaarden nou nooit op met te doen of heel Amerika van hen was? – degradeerde de 12de tot een gewone nationale feestdag voor het land. Iedereen vrij en gezellig met de bandera zwaaien. En daar zit ook al de klad in. Aan de randen van het schiereiland uit de bevolking steeds nadrukkelijker zijn sympathie voor de pré-Columbiaanse landsgrenzen. De oppositie probeerde het tij te keren door een oproep voor een nieuwe tekst voor het volkslied te doen. Het volkslied is een vrolijke militaire mars die ooit door generaal Franco van een pakkende tekst was voorzien, maar die kon na de wisseling van de wacht natuurlijk niet meer. Sindsdien luisteren de spelers van het nationale voetbaleftal somber zwijgend naar hun himno, reden volgens sommigen waarom Spanje nooit eens wat wint. Maar een jaar later is er nog steeds geen tekst. Blijkbaar is wat Spanjaarden bindt niet onder woorden te brengen. Of is er simpelweg niet veel wat hen bindt? Is Spanje inderdaad niet meer dan Madrid en, vooruit, Valencia? Zwaaien maar, wie nog voor España is. De rest heeft een lekker lang weekend.

donderdag 11 oktober 2007

Dorpsplein

Het is deze week feest in de wijk. Daar merken we niet veel van. Afgelopen weekend was er braderie en ’s avonds knalt er eens wat vuurwerk. De kermis op de rambla is onooglijk. Een soort Jordaanfestival zonder zang, alles bij elkaar. Gisteren mochten de schoolkindertjes dansen op het oude dorpsplein van Les Corts, een intiem hoekje in deze wijk van flats en drukke wegen. Tweehonderd achtjarigen bij elkaar, allemaal in jeans en wit shirt. Sommige scholen hadden de leerlingen ter herkenning nog een gekleurde zakdoek omgeknoopt. Onder aanvoering van hun juffen en een enkele meester deden ze allemaal tegelijk dezelfde ingestudeerde dansjes. Ik herkende opeens de mysterieuze bewegingen die zoonlief de afgelopen weken op de vreemdste momenten maakte. Als ik dan vroeg wat hij deed, lachte hij geheimzinnig. Tot mijn genoegen bakte de jeugd er niet veel van. Hier geen Koreaanse toestanden. Iedereen was veel te druk met zijn eigen ontwikkeling in de weer. Ik zag wat ontluikende liefdes, herkende hier en daar een trauma en ging met mijzelf de weddenschap aan wie later brave burgers worden en wie voor galg en rad zijn bestemd. Een aangename ochtend onder een bleke herfstzon, al met al. De aanwezige volwassenen keken gezellig kwebbelend naar de verrichtingen van hun kroost. Het viel op dat nog vrij veel moeders de tijd hadden gevonden om aanwezig te zijn, terwijl ik een van de weinige vaders was. Zoonliefs school staat in redelijk nette buurt. Wonen is daar vast niet goedkoop. Waar ze dan het geld vandaan halen om niet te hoeven werken? Mijn studie naar de inkomensverschillen is nog niet ten einde.

woensdag 10 oktober 2007

Todo chino

Vroeger had je hier winkeltjes die Todo a cien heetten, alles voor honderd. Je kon er afgedankte artikelen en restpartijen krijgen, verpakt in handzame eenheden die ongeveer honderd peseta, destijds een rijksdaalder, waard waren. Drie aanstekers in een wikkel, een fles shampoo, asbakjes, elektra, pakjes vruchtensap, onderbroeken, vijf paar sokken en meer onmisbare dingen. Als je iets nodig had waarvan je niet wist waar je het moest kopen, kon je altijd in een todo a cien terecht. De afgelopen jaren zijn die zaken een voor een in Chinese handen overgegaan. De Chinezen verkopen er hun in eigen land vervaardigde rommel. Iedere winkelstraat heeft minstens een zo’n miniwarenhuisje dat functioneert als outlet van de Chinese kunststofindustrie, tot het plafond volgestouwd met waardeloze spullen uit China. Aardappelschilmesjes breken spontaan van het heft, spaarlampen geven het na drie maanden op, fietspompen buigen bij eerste gebruik door. Nieuw en slecht, het is het credo van de consumptiemaatschappij in optima forma. Toch steekt het dat je met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid rotzooi koopt. Moet die troep de halve wereld worden overgesleept om hier na een ultrakort leven op de vuilnishoop te verdwijnen? Kunnen we dan niet beter zo nu en dan een euro aan China overmaken? Inmiddels breiden de Chinezen hun negosie naar de schoenen uit. Je ziet steeds meer winkels waar je voor twintig euro uitzonderlijk lelijke, slecht nagemaakte schoenen kunt kopen. Ze zijn een enorm succes, vooral onder bejaarden die van een klein pensioentje moeten rondkomen.

dinsdag 9 oktober 2007

Het huis uit

Met de zomer achter de rug is het demonstratieseizoen weer begonnen. Men is hier dol op demonstreren. Wekelijks wordt er op diverse plaatsen voor of tegen iets gemarcheerd. Het begon dit jaar met de steunbetuigingen aan de portretverbranders van Girona, die inmiddels een tegendemonstratie van Spaansgezinden hebben uitgelokt. Met de nationale feestdag in aantocht eisen deze burgers het recht om Spaans te spreken en de Spaanse vlag te zwaaien. Dat lijkt overdreven, maar bij de linkse republikeinen zouden ze het liefst vandaag het spreken van Spaans verbieden. De republikeinen, die heel klassiek worden aangevuurd door een tweede generatie importcatalaan, dromen van een balkanstaatje met Barcelona als hun Vukovár, waar ze dan fijn het slachtoffer van de geschiedenis kunnen wezen. Het zou om te lachen zijn als ze niet in de deelstaatregering zaten. En dan was er weer een optreden van Supervivienda, de in glimmend zwartgeel pak gestoken antiheld die aandacht vraagt voor de woningnood. Door heel het land gingen afgelopen zaterdag jongeren de straat op om betaalbare huisvesting te eisen, onder het motto: no tendrás una casa en la puta vida. Je krijgt van zijn kloteleven nog geen woning. Het is hier heel normaal dat dertigers bij hun ouders wonen. En dat is niet omdat ze dat zo leuk vinden. Er is voldoende leegstand, maar daar kom je alleen krakend in en daar hebben ze het hier nog steeds moeilijk mee.

maandag 8 oktober 2007

Huurleger

Zondagmiddag half vijf. De zon tuurt nog juist boven de flats uit. Nog een uurtje is het zomer, dan valt met de schaduw de herfst over het plein. Uit een straatje komt een gezin tevoorschijn, vader, moeder, twee jochies. Ze dragen spijkerbroeken en een Barçashirtje, de jongens het hemd van dit seizoen, de ouders een wat ouder exemplaar. Ze steken het plein over en verdwijnen in de straat die naar het stadion gaat. Meer mensen volgen, groepjes, eenlingen, stellen. Wie geen clubshirt draagt heeft wel een sjaaltje of vlag bij zich. Allemaal verdwijnen ze in dezelfde straat. Op alle pleintjes in de buurt is op dit moment dezelfde beweging waarneembaar. Na een tijdje droogt de stroom op. Een nieuwe trek komt op gang, minder massaal, richting het café waaruit de opgewonden klanken van een tv-toestel klinken. De klimtoestellen op het plein zijn leeg, de bankjes onbezet. Het ongewapend symbolisch leger van Catalunya* bindt de strijd aan met Spanje, deze keer vertegenwoordigd door Atlético, de volksclub uit Madrid. Het leger is op een uitzondering na gevuld met huursoldaten, maar dat kan het volk niks schelen. Spelers en publiek staan schouder aan schouder, klinkt het, wanneer voor aanvang uit honderdduizend kelen het clublied schalt. De huurlingen doen hun best. Binnen twintig minuten is de wedstrijd beslist. Uit het café komen opgewonden en opgeluchte hoofden tevoorschijn. We kunnen er weer een weekje tegenaan. * aldus Manuel Vázquez Montalbán in zijn boek Voetbal, een geloof op zoek naar een god

zondag 7 oktober 2007

Beroemd

We zijn in het MACBA naar de tentoonstelling Sota la bomba (Catalaans voor: onder de bom) geweest. Over de invloed van de koude oorlog op de schilderkunst en hoe het artistieke zwaartepunt in de naoorlogse jaren van Parijs naar New York verschoof. Het was een mooie gelegenheid om een hoop van die meer of minder beroemde doeken bij elkaar te zien. Ik moet bekennen dat ik de laatste jaren wel eens mijn schouders ophaalde bij het zien van een abstract schilderij: iets van vroeger, toen de wereld nog modern was. Maar nu ik erdoor omringd was, bekroop mij de kracht waarmee ze zijn geschilderd. Het is pure emotie, een woedende frustratie om de machteloze erkenning dat ze niks anders hadden dan gelijk. Het kwam op me over als een verlangen naar geborgenheid, naar controle over het bestaan. Een beetje zoals politici hun wereld inrichten met even schitterende als zinloze woorden. Ik stelde mij voor hoe die schilders in hun scheppingsdrift de tijd tot staan probeerden te brengen, hoe zij er heel even voor altijd waren. Sigaretje in de hand, nergens last van, en maar werken. In feite is dat het wezen van beroemdheid, een eeuwig nu. Abstract expressionisme gaat over beroemd zijn, zoals sindsdien met dank aan de opmerkingsgave van Andy Warhol alles alleen nog maar over beroemdheid gaat. Nu, in de herfst van 2007, zijn we in bange afwachting van de volgende oorlog. Een goed moment om beroemd te worden.

zaterdag 6 oktober 2007

Boerenmarkt

Toen ik gisteravond uit mijn werk kwam, trof ik langs de straat een kleine markt. Veel stelde het op het oog niet voor. Wat kaas, wat worst, olijven, honing, kruiden. Omdat ik zin had nog even in de nazomeravond rond te hangen, besloot ik mij over de koopwaar te laten informeren en dan als dank iets mee naar huis te nemen. Trek in worst heb ik met de jaren steeds minder, maar de kaas zag er bij nadere beschouwing voortreffelijk uit. Vooral de oude schapenkaas, altijd pittig maar nooit scherp in de keel, had mijn aandacht. De lekkernijen bleken uit het bergland afkomstig, waar zij op kleine boerderijen met de eigen vuisten waren bereid. Ik moest zeker de mató proberen, adviseerde de in zelfgebreide trui gehulde koopman mij; een droge, nauwelijks zure kwark die zich graag met warme vijgen en andere ingemaakte vruchten laat genieten. Hoewel honing evenmin te versmaden viel, begreep ik uit het hoofdknikje richting belendend kraampje. En had ik al eens de echte zuiver natuurlijke gifvrije olijfolie geproefd? Ik kreeg een in olie gedrenkt stukje brood aangereikt. Ja, het was zalig. Alles zag er even smakelijk uit. En zo gezond, lachten de marktlui mij toe. Steeds dieper boog ik voor hun meesteres. Geef mij alles wat mijn zonden wast! En doe ook maar zo’n worst, voor mijn huisgenoten. Zal ik alles dan in een handzaam plastic tasje doen, meneer? Ja, graag.

vrijdag 5 oktober 2007

Zonnige kijk

Een van mijn favoriete tv-programma’s is het weerbericht. Weermensen doen er graag een schepje bovenop. Enthousiast geven ze er een graadje bij, laten ze de zon net even helderder schijnen. Regen wordt afgedaan als een vergissing van moeder natuur. Even dat buitje slikken, niet meer dan een paar druppels feitelijk, en voort maar weer. Overal duiken als sterrenwichelaars weerlui op om hun bakerpraatjes in het rond te strooien. Op de gemeentelijke zender BTV weet Alfred Picó een half uur vol te kletsen over het weer van vandaag en morgen en vooral het weer van vroeger. Hij is gek op oud weer. We krijgen eindeloos statistieken voorgeschoteld en spannende verhalen over beroemde hittegolven. Daarbij maakt hij graag gebruik van doorwrochte volksrijmen in de trant van: wanneer het in oktober regent, is het land met paddestoelen gezegend. Alles is even schitterend, Picó laat ons probleemloos tien minuten naar een reuze belangrijke wolk kijken. Zelf ziet hij eruit als een huisarts die voor zijn plezier garnalenvisser is geworden, wat alleen maar bijdraagt aan de overtuiging dat we hier met een oprechte enthousiasteling van doen hebben. Ondertussen klopt er van zijn voorspellingen niet veel. Geen van al die praatjesmakers bakt er trouwens veel van. Het weerbericht luidt hier doorgaans: vandaag is het mooi weer, morgen wordt het nog wat mooier, maar overmorgen gaat het stormen. En dat iedere dag weer. Het enige wat daar waar aan is, is dat het bijna nooit stormt. Daar weet ik ook nog wel een rijmpje op: stil maar kind, maak je geen zorgen, stormen doet het overmorgen.

donderdag 4 oktober 2007

Hola

Ik zag een oude liefde in de metro. Het was destijds niks geworden, want zij wou de kat uit de boom kijken en ongetwijfeld vond zij mij aan de oude kant. Omdat de opflakkerende gevoelens nooit geconsumeerd werden, smeulde het vuur nog lang na. Bij het overstappen stootte ze me in het voorbijgaan aan. Even een snelle blik. Jij ook nog steeds hier? Toen was ze alweer in de drukte verdwenen. Ze zag er, voor zover ik in die oogopslag kon nagaan, goed uit. Gelukkig maar. Verder lopend stapte ik een parallelle werkelijkheid binnen. Opeens had ik twee geliefden, was ik van een brave huisvader de romantische avonturier geworden die altijd al in mij school. Had alles anders kunnen lopen? Hoe opwindend was haar leven waar ik ooit rakelings langs was gescheerd? Ik zette de gedachte, die even verwarrend als ijdel was, van me af. Ze had hallo gezegd, meer niet. Heel even had ze in het passeren haar hand op mijn arm gelegd, heel even mij haar ogen aangeboden. Goed dat je er bent, ook al ben ik je meestal vergeten. Toch bleef het beeld, los van haar, de rest van die dag in mijn hoofd hangen. Het is puur toeval dat we het leven leiden dat we het onze noemen.

woensdag 3 oktober 2007

T-shirt

Barceloneta is de oude visserswijk bij de haven, ingeklemd tussen de binnenstad en het strand. De hoge, smalle woonblokken staan er strak in het gelid. De flatjes zijn vaak niet groter dan 30 vierkante meter. Er wonen vooral oude mensen, die het aan de meest elementaire voorzieningen ontbreekt. De gasman draagt zijn oranje gasflessen zelf de smalle trappen op. Hij moet wel, anders zou hij geen klandizie hebben. In de talrijke kleine restaurantjes onder de huizen kun je uitstekend vis eten. Beroemd is de arroz caldoso, een soort vissoep met rijst, zeg maar een natte variant op de paella. En alles komt direct uit zee. De charme van Barceloneta is bij de toeristen die op het nabijgelegen strand van de zon genieten niet onopgemerkt gebleven. Ze laten zich graag een verse maaltijd voorzetten en struinen dan nog wat door de buurt. Handige jongens verhuren voor veel geld het leegstaand flatje van hun overleden ouders, waar het dan tot verdriet van de buren ’s avonds lawaaierig aan toe gaat. De logische volgende stap is je eigen flatje kopen. Voor 10.000 euro per vierkante meter ben je eigenaar van een geinige pied-à-terre vlakbij zee. Na jaren van verwaarlozing wordt er plotseling volop gebouwd in Barceloneta. De oorspronkelijke bewoners slaan deze vorm van stadsvernieuwing met lede ogen gade. De bouw van een vijfsterrenhotel op de kop van de haven dreigt het proces verder te versnellen. Nog even en de overal rondzwermende toeristen zien elkaar voor autochtonen aan, zoals ze op de Ramblas al doen. Van Barceloneta rest straks niet meer dan een T-shirt.

dinsdag 2 oktober 2007

Snel aangebrand

Tijdens een bijeenkomst van afscheidingsbeluste jonge republikeinen in Girona was een jeugdige deelnemer op het idee gekomen een op posterformaat uitvergrote afbeelding van de koning in brand te steken. Daarvan verschenen foto’s en streetvideos in de media. De volkspartij sprak er schande van, vooral toen bleek dat de politie opzettelijk niet had ingegrepen om wat men als de actie van een eenling beschouwde niet op de spits te drijven. Gelukkig voor de volksen was het openbaar ministerie wel bereid er een punt van te maken. De jongeman werd opgespoord en wegens majesteitsschennis voor de rechter gebracht. Al gauw organiseerden de overige jonge republikeinen een solidariteitsdemonstratie waar massaal fotootjes van de koning werden verbrand. Het satirische tv-programma Polonia deed er een schepje bovenop door de koning in eigen personage oude kiekjes van zichzelf en generaal Franco te laten verbranden. Afgelopen weekend werd de volgende stap gezet. In diverse steden in Catalunya verbrandden jongelui kopieën van steeds dezelfde foto van een jonge koning in uniform. In Barcelona werd gedemonstreerd voor vrije meningsuiting en onafhankelijkheid. Tezelfdertijd werd de politiek opgeschrikt door de mededeling van de minister-president van Euskadi dat hij de Basken per referendum de mogelijkheid van afscheiding van Spanje voor wil leggen. Er is zo weinig voor nodig om sluimerende gevoelens tot leven te wekken. In Madrid zouden ze blij moeten zijn dat het land nog altijd bijeen is, in plaats van op hoge toon loyaliteit te eisen. Oude gewoonten slijten blijkbaar langzaam.

maandag 1 oktober 2007

Nieuw Nieuw Voetbalveld

Het stadion van Barça is een enorme betonnen bak met 98.000 onoverdekte zitplaatsen. Omdat het meestal mooi weer is doet dat laatste er niet zoveel toe, maar men gaat graag met zijn tijd mee en Camp Nou bestaat dit jaar precies een halve eeuw, dus was de aanleiding voor een feestelijke overkapping gauw gevonden. Zoals ik al berichtte, draagt de bijzonder profijtelijke verkoop van het mini-estadi bij aan de benodigde miljoenen, zo’n 300 in getal. Als het om voetbal gaat, rollen de bedragen hier wat sneller over tafel dan in Nederland. In de architectuurgalerie waren de ontwerpen van de tien uitgenodigde architectenbureaus te zien. De opdracht om een bestaand stadion te overdekken bracht allen op het lumineuze idee een soort hoedje te bedenken, dat betrekkelijk eenvoudig over de huidige structuur kan worden geplaatst. Sommige hoedjes waren nogal Duits, andere waren eerder Ascot. Het winnende hoedje leek nog het meest op een ijsje dat in gekleurde suikerkraaltjes is gedoopt. Een kindersurprise, zogezegd. Het idee is van de architect Norman Foster (ook Wembley) en wij moeten in die kleurtjes het trencadis van Gaudí herkennen, het befaamde mozaïek van gebroken tegeltjes. De maquette zag er alleraardigst uit, maar ik vraag me af hoelang zo’n enorme ijstaart in werkelijkheid een lust voor het oog blijft. Het ambitieuze project is door voorzitter Laporta al Nou Camp Nou gedoopt, een naam die de gedachten niet zonder huivering doet teruggaan naar de dagen dat het in aanbouw zijnde Johan Cruyffstadion opeens zonodig ArenA moest heten, met die vreselijk lullige hoofdletter A op het eind.