maandag 17 november 2008

Mammon

Op de sprookjesachtige topontmoeting van afgelopen weekeinde in Washington was ook onze eigen José Luis Rodriguez Zapatero aanwezig. Daaraan was een zware lobby voorafgegaan. Spanje valt net buiten de G8 en hoort evenmin bij de G20. Hoewel er aanleiding is om Spanje een preferente behandeling te geven aangezien het land voor veel Latijns-Amerikaanse landen nog altijd de poort naar het Westen is en de VS sinds jaar en dag een warme belangstelling voor hun achtertuin aan de dag leggen, had gastheer George Bush overduidelijk geen trek om voor Zapatero een plekje aan tafel in te ruimen. Hier te lande werd er lustig op gespeculeerd dat de Spaanse terugtrekking uit Irak vier jaar geleden de voornaamste oorzaak van die onwil was. De pogingen van onze presidente del gobierno om toch aan het banket van Mammon te verschijnen werden ondertussen met medelijden en hoon becommentarieerd. Dat zou ons onder Aznar niet zijn gebeurd, merkte de Volkspartij niet ten onrechte op. Aznar was immers goede maatjes met George Bush. Om samen met W op de foto te mogen stuurde hij maar al te graag zijn leger de woestijn in. Gelukkig was er dan Nicolas Sarkozy om ZP voor gezichtsverlies te behoeden. Met Sarkozy zijn we dikke maatjes. Opeens vangt de Franse politie de ene etarra na de andere (gisteren nog topman Txeroki) en de kandidatuur van Barcelona als zetel voor de door Sarkozy geïnitieerde Unie van de Mediterrannee is door Frankrijk krachtig gesteund. En nu mocht Zapatero dan de momenteel door Frankrijk beheerde EU-zetel aan de borreltafel innemen. Dat de Nederlandse premier JP Balkenende opeens ook aanschoof was na alle inspanning en moeite trouwens een beetje een afknapper. Zo bijzonder waren we blijkbaar ook weer niet. Maar goed, het belangrijkst waren uiteraard niet de poppetjes als wel de schitterende beloften. Daar hebben me deze heren van wie sommigen elkaars bloed wel kunnen drinken niet minder dan unaniem tot een krachtige aanpak besloten die ons arme consumenten van de ondergang gaat redden. Het is te mooi om waar te zijn en dat is het dan ook niet. Wat is afgesproken is dat de rest van de wereld de Amerikaanse economie blijft steunen door via export naar het land van de onstilbare honger waardeloze dollars te blijven kopen. Dat daarmee heel de wereld mee de recessie in wordt gezogen nemen we maar voor lief. Het zal de heren regeringsleiders nauwelijks raken tenslotte. Wij burgers mogen het gelag betalen. Dat is geen nieuws. Wel nieuws is misschien dat niemand tegen was, zelfs Lula niet. Geen enkel volk kan zijn leiders nog vertrouwen. Gefeliciteerd maar weer.

zondag 16 november 2008

Pragtweik

Voordat Poble Nou in verval raakte was het een dichtbevolkte arbeiderswijk waar hard gewerkt werd voor het dagelijks brood. Om de paar blokken stond een fabriek met een hoge, roetblazende schoorsteen in het hart van de buurt. Dit was ver weg van de gelijkvormige Eixample waar de nette burgers woonden. Toen de fabrieken groter werden trokken ze naar buiten en namen de woningbouw met zich mee. In l’Hospitalet en Santa Coloma, net over de gemeentegrenzen, verrezen nieuwe wijken waar nieuwe immigranten, uit Andalucía en Extremadura vooral, kwamen wonen. Poble Nou verviel tot armoe. Wie kon verliet de buurt, daarmee het proces versnellend. De openvallende plekken werden als eerste door allerhande negosie van wisselend alooi ingenomen en toen op dat gebied meer mogelijk was door krakers. Op een enkele plek bleef de oude structuur fier overeind en soms vonden de generaties elkaar in gezamenlijke interesse, waardoor spontane stadsvernieuwingsprojecten ontstonden. Dit is klassieke stadsgeschiedenis die je overal in Europa tegenkomt. Toen Barcelona de Olympische Spelen wilde wierp de stad voor het eerst een blik op de sinds zijn ontstaan verguisde wijk. Er werden plannen voor complete herontwikkeling gesmeed. Omdat het lot besloot de stad weer eens een plek onder de zon te geven en omdat de Barcelonezen haarfijn aanvoelden waartoe dat kon leiden, is twintig jaar later de omschakeling naar een yuppenwijk met gemengd profiel op een haar na voltooid. De laatste bouwprojecten staan in de steiger, een positie die ze als het tegenzit nog wel even zullen aannemen. De crisis zou de redding kunnen zijn van Can Ricart, een fabrieksterrein van vier blokken groot dat de gemeente na hevig volksverzet nog altijd niet heeft durven platgooien. Caixafórum nam stelling in het debat door een film te laten zien over de strijd tussen bewoners en gebruikers van het minidorpje aan de ene kant en de planologen met hun grootstedelijke vergezichten aan de andere kant. Zoals altijd wijken beide partijen geen duimbreed en zoals meestal zal geld de doorslag geven. Is dat voorhanden, dan volgt de ingreep. Is het op, dan is redding mogelijk.

woensdag 12 november 2008

Ronda

Het crisiswijf zat middenin haar eigen crises, dat was waar, ze rolde zolang als haar omgeving kon heugen van de ene in de andere, maar ze had misschien wel daarom een bijzondere gevoeligheid ontwikkeld voor die gezamenlijke maatschappijbrede depressies en paniekaanvallen die crisis of hysterie of, als men de werkelijkheid nog even niet onder ogen wenst te zien, een moeilijke dag voor de beurzen worden genoemd. Ze sprak erover terwijl de ondergrondse reiziger haar cabriolet door de nacht stuurde en zij met groeiende loslippigheid haar glas wijn naar hem hief. Ik voel de vermoeidheid die van ons Spanjaarden bezit heeft genomen, zei Rocío ernstig. We hebben zolang op een bel van geluk geleefd; de bouwbubbel was aan ons optimisme te danken, aan dat eeuwige geloof dat morgen alles beter zal zijn, dat geloof dat ons doet dansen in de straten terwijl de oogst op het veld staat te verrotten. Ze giechelde en liet haar lange nagels over de in hagelnieuwe spijkerstof gestoken dij van de reiziger omhoog gaan. Mooie zinnen maak ik, hè? Heel mooi, knikte de ondergrondse. Ze reden binnendoor over Ronda, over slingerende stikduistere bergwegen, omdat de nachtlucht volgens Rocío nergens zo heerlijk was als hier. De reiziger veronderstelde dat ze de verlatenheid graag aangreep om hem tot een volgende inspanning te verleiden. Wij Spanjaarden, we zijn zo moe, vervolgde Rocío. We hebben zo ons best gedaan om het beter te krijgen, ieder jaar beter dan het vorige en dat al dertig jaar lang, in sommige opzichten al vijftig jaar lang. En al werd het steeds moeilijker omdat er telkens minder mogelijkheden op vooruitgang overbleven, toch gingen we voort op die schitterende weg. Zelfs de Volkspartij hield ons niet tegen. Ons geloof in morgen werd iedere ochtend bewaarheid. Maar nu kunnen we niet meer. We zijn op, de rek is eruit. Alles is duur en ingewikkeld geworden. Nu willen we rust, we willen moe zijn. We willen het niet langer beter hebben, we willen weer arm zijn en worst eten. En hoe weet jij dat? vroeg de ondergrondse reiziger. Dat voel ik, antwoordde Rocío. Ik voel het in mijn hart, in mijn darmen, in mijn ziel. Ik voel het bloed van el pueblo español. En jijzelf, vroeg de reiziger, wil jij ook weer arm zijn? Ben jij ook moe? Rocío schaterde het uit. Haar hand rustte nu vol op zijn kruis, dat inmiddels een gezellige bobbel te zien gaf. Arm zal ik in dit leven wel niet meer worden, lachte ze, en moe, dat kan ik beter aan jou vragen. De reiziger was uiteraard doodop. Op zijn leeftijd zat hij niet op een tweede achtereenvolgende doorwaakte nacht te wachten, maar ja, hij speelde hier in deze auto wel de rol van jeugdige amant en dan hoort geklaag er niet bij. Laten we hier even stoppen, zei Rocío, het is hier zo zalig stil, vind je niet? Ze vonden een parkeerplaatsje achter een rotsblok en terwijl hij op wilskracht alleen Rocío van achteren nam en zij over de kofferbak hangend op volle sterkte de zalige stilte doorbrak, vroeg de ondergrondse reiziger zich af met hoeveel minnaars dit crisiswijf hier al geweest was en hij was benieuwd hoe lang hij nog zou meegaan, deels uit zuivere belangstelling en deels omdat de sportman in hem niet graag een slechte prestatie neerzette.

zondag 9 november 2008

Pacifist

Van Osama bin Laden, die volgens Pakistaanse bronnen al een aantal jaren dood is (typ op youtube de trefwoorden frost, bhutto en bin laden in), wordt de laatste tijd weinig meer vernomen. De kans om met een nieuwe baard en een nieuw dreigement aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen deel te nemen heeft hij nadrukkelijk laten lopen. Gelukkig is er dan zoon Omar om de naam Bin Laden in het nieuws te houden. Omar heeft deze week vergeefs asiel aangevraagd in Spanje. Dinsdag kwam hij uit Egypte aanvliegen met zijn al wat oudere Engelse echtgenote, moeder en oma uit eerdere huwelijken. Omar heeft het voorkomen van een Londener met Arabische wortels en zijn vader is aan zijn gezicht af te lezen. Ik schat hem op achter in de twintig. In zijn jonge jaren was Omar nog met papa mee naar de grotten van Afghanistan, maar na 9/11 gaf hij er de brui aan en koos naar eigen zeggen het pad van de vrede. Omar is dikkig met een klein baardje en modieuze rastaharen. Hij zou zo MTV kunnen. Een eerste poging daartoe, via asiel in het land van zijn vrouw, liep dit voorjaar spaak. De Britse overheid vreesde voor “a considerable public upset” en weigerde haar medewerking. Nu is het in España evenmin gelukt. Verder dan de overgangsruimte voor niet-toegelatenen op vliegveld Barajas kwam het echtpaar Bin Laden niet. De legislatief ingestelde Spaanse regering beriep zich op de conventie van Genève om Omar niet serieus te nemen, voor de zekerheid gevolgd door een reeks binnenlandse overwegingen. Vrezend dat hij wel snel in Saoedi-Arabië zou belanden is Omar bin Laden naar Cairo teruggevlogen. Met het oog op de wereldvrede zou hij graag de Westerse ideeën over de Arabische wereld bijstellen, heeft Omar laten weten.

vrijdag 7 november 2008

In het gezondheidscentrum

Dokter Miró vindt dat ik Catalaans moet leren. Al die buitenlanders die netjes Spaans leren spreken en dan denken dat het zo wel mooi genoeg is, ze zijn haar een doorn in het oog. We wonen hier in Catalunya, hoor. Dokter Miró vindt dat ik eruit zie of ik binnenkort doodga. Daar schrok ik even van. Ik ben gewend dat ik degene ben die zegt: dokter, ik geloof dat ik een ongeneeslijke ziekte te pakken heb; en dan zegt de dokter: niets aan de hand, even een pilletje slikken en je voelt je weer kiplekker. Nu is het dus andersom. Ik voel me inderdaad niet kiplekker en florissant zie ik er ook niet uit, maar ja, ik had na een hardnekkige verkoudheid om het af te toppen nog even een ontsteking aan de urinewegen opgelopen (hoe zeg je zoiets), dus dat ik wat dunner en grauwer ben dan normaal lijkt me niet meer dan logisch. Daar denkt dokter Miró anders over. Ze begon allemaal kankervragen te stellen, vragen die naar de onvermijdelijke conclusie kanker leiden, bedoel ik. Maar goed, voorlopig geen paniek, eerst even wat onderzoekjes doen voordat we het doodvonnis vellen. Op haar computerscherm selecteerde dokter Miró de beoogde testjes die vervolgens geheel vanzelf naar mijn patiëntendossier en naar de printer zouden worden getransfereerd. Dat was althans de bedoeling. Waarom gebeurde er niets? Dokter Miró verzonk in gemompel. Twee, drie, tien keer klikken met de muis had geen resultaat. Ik zag dat ze dit eerder had meegemaakt en toen haar hand verkrampte en haar knokkels wit uitsloegen begon ik haar aardig te vinden. Het is niet eenvoudig, hè, probeerde ik. Dokter Miró grijnsde mij in tweestrijd toe. Ze schoof ruw haar stoel naar achteren en opende een deurtje in de wand achter haar. Na ruggespraak met de collega in het belendende kamertje en een hernieuwde poging rolde alsnog het onderzoeksverzoek uit de printer. Of ik daarmee gewapend een afspraak bij het laboratorium aan de overzijde van de gang wilde maken. En pas een beetje op jezelf, voegde ze eraan toe.

woensdag 5 november 2008

Lange weg

De Afrikanen die in wrakke houten schuitjes naar Spanje hebben weten over te steken leiden hier in meerderheid een gesegregeerd bestaan. Voorzover ze geen werk vinden in de bouw leven ze in de stad en langs de kust van het toerisme. Ze verkopen goedkoop nagemaakte en zelden van echt te onderscheiden merkzonnebrillen en modieuze handtassen vanaf een uitgespreid kleedje dat ze met behulp van een handzaam touwsysteem vliegensvlug kunnen opvouwen wanneer in de verte een agent van politie opdoemt. Werkelijk alles aan hen is illegaal: zijzelf, hun handel en de manier waarop ze die aanbieden. De illegaliteit draagt ertoe bij dat ze alleen lotgenoten vertrouwen en pas op vrijdagavond wanneer ze uitgaan een praatje aanknopen met een leuke meid of een jongeman die in meer dan de eigen Barcelonese beslommeringen is geïnteresseerd. Op het platteland werken Afrikanen vooral in de tuinbouw. Ook hier vallen ze direct op en niet omdat ze donkerder en in het algemeen langer zijn dan de autochtone bevolking, maar om hun wijze van voortbewegen. Zie je ergens in de provincie een fiets of brommer gaan, dan zit er negen van de tien keer een neger op. De oorspronkelijke bewoners rijden auto of komen hun dorp niet uit. Het is een opmerkelijk onderscheid, vooral omdat het zo rigoreus is. Daar krijgt het een cultureel tintje van, alsof zo nu eenmaal de gebruiken der uiteenlopende bevolkingsgroepen zijn. Dit is uiteraard een absurde gedachte, de bevlieging van een zoekende geest die het zonder zekerheden moet stellen en in die zin even vergeeflijk als onbelangrijk, maar even zo goed is het een overweging die hier vruchtbare bodem vindt. De overtuiging dat vreemdelingen anders zijn draagt bij aan hun marginalisering en anders, dat ben je hier al wanneer je uit Zaragoza komt. De Catalanen en hun buitenlanders hebben nog een lange weg te gaan.

maandag 3 november 2008

Het crisiswijf

Op het station van Córdoba, met twee handdoeken en een radio en nog wat onmisbare spullen in een plestik tas en in zijn zak vijf schamele eurootjes, trok de ondergrondse reiziger de aandacht van een magere, goed uitziende vrouw van achter in de veertig toch zeker wel die hem zonder omwegen uitnodigde om een glas wijn te drinken op het terras van de restauratie. Al snel werd duidelijk dat zij hem een stuk jonger inschatte en dat ze in zijn diensten was geïnteresseerd. De reiziger vond dat hij haar in zijn omstandigheden niet kon weigeren. Zo belandde hij in een fraai onderhouden koopmanshuis waar alles op een kinderloos huwelijk wees. We hebben de tijd, stelde Rocío hem gerust. Ze maakte een warm bad klaar waarin de reiziger zijn door alle ontberingen gekwetste ledematen te weken legde. Hij merkte dat hij in slaap was gevallen toen Rocío aan de badrand zat met haar hand om zijn lul geklemd. Wel bij de les blijven, reiziger, lachte ze. De ondergrondse deed zijn best. Hij nam haar tegen de muur van de slaapkamer, een gestucte muur met een Iraans wandkleed waar zij op een been tegenop stond, het andere been over zijn pols geslagen. Rocío greep hem lekker beet op deze manier, maar na een tijdje kropen ze toch maar op het bed waar ze elkaar namen tot hij niet meer kon en in haar mond spoot. Toen was ze opeens verliefd en smeekte om haar mee te nemen. Ik ga nergens heen, vertelde de reiziger. Ik heb vijf euro op zak en daarvan moet ik naar huis terug. Rocío lachte hem uit. Ik ben rijk, zei ze, mijn bank geeft onbeperkt krediet. De ondergrondse reiziger woog zijn kansen. Hij had nooit veel aansporing nodig. Waarom ook niet? dacht hij. Na een paar dagen heeft ze genoeg van me en wil ze weer naar huis terug maar tot die tijd ben ik vast niet waar de politie me zoekt. De reiziger was er vrij zeker van dat hem eenmaal terug in Barcelona weinig kon gebeuren. Barcelona was immers España niet, het was eigenlijk een stad die met niemand wat te maken had. Laten we naar Málaga gaan, zei hij, maar Rocío wilde naar Tarifa. Ze wilde vis eten en Afrika zien. Nog een keer, zei ze met eisende ogen. En hoewel hij de jongste niet meer was vermande de ondergrondse zich nog een keer, langzaam beginnend nu en zich felbewust van het feit dat deze vakantie hem een film voorschotelde waar hij zelf niet gauw naartoe zou gaan. Rocío bleek een cabriolet te bezitten. Met het dak naar beneden, zijn tassen en haar koffers achterin en op de achterbank een rieten mand met olijven en wijn, reden ze de invallende duisternis in. Tot nooit meer, riep Rocío uitgelaten naar de voordeur, maar de ondergrondse reiziger dacht beter te weten. Hoe hou ik deze vrouw tevreden? vroeg hij zich bezorgd af. Hij had geen idee wat hem te wachten stond.

zaterdag 1 november 2008

Haiku Tevreden aan zijn pijpje lurkend bezag de kleine boer zijn balkon. De basilicum groeide zo ver in oktober nog lustig door. Dagelijks plukte hij er zes, zeven grote bladeren van die zijn dieet van smaak en vitaminen voorzagen. In de pot aan de muur was het ludiek verstrekte tijmzaadje tegen de bedoeling of in elk geval de verwachting in uitgegroeid tot een slinger van paarsgewijs gerangschikte blaadjes (als vlinderstrikjes) die hij graag door de winter zou helpen. Maar zijn geluk betrof de drie marihuanaplanten die op het noordelijk gelegen balkonnetje alleraardigst waren opgewassen en die nu hun geurende rijpe bloemenvracht toonden. De kleine boer stak zijn neus in die weelde, snoof eens diep en berekende de opbrengst door aan plastic zakjes van twee gram te denken. Hij zag heel veel zakjes voor zich. Dat krijg ik nooit op, dacht de kleine boer. Van dat ene bloempje dat hij van de week te drogen had gelegd om de kwaliteit te kunnen beproeven was hij knetterhigh geworden. Hij zou wat moeten verkopen of ruilen tegen gunsten. Vrij veel zelfs. De kleine boer grijnsde voor zich uit. En plena crisis económica had hij misschien een groene investering gevonden. Altijd safe natuurlijk, grond, bij slinkende geldvoorraden. De kleine boer lachte al wat luider. Je woont niet voor niets in een warm land, betoogde hij tegen de nacht. De kleine boer vroeg zich af of er meer gewassen met een hoge opbrengst waren. Iets voor het winterseizoen dat er nu snel aan kwam. De winter was hier zo vreselijk niet, maar er waren dagen dat een snijdende bergwind de flat in een kille greep nam. Huiverend liet de kleine boer zijn gedachten naar zijn troostrijke planten terugwaaien. Langs de hemel gleden de gekleurde lichtjes van een dalend vliegtuig voorbij. De kleine boer dacht aan Japan. Langzaam zakte zijn hand richting zijn kruis.

donderdag 30 oktober 2008

Het beklemmende heden

Mensen hebben de neiging enge gebeurtenissen niet goed waar te nemen. Ze willen zo graag weg uit het gevaar, dat ze meer met hun gedachten bij de bevrijdende toekomst zijn dan bij het beklemmende heden. Dit is op zichzelf niet zonder gevaar. Ook de ondergrondse reiziger wilde heel graag ergens anders zijn, met onopvallende kleren aan en bevrijd van de angst dat hij elk moment kon worden opgepakt en beschuldigd van iets waar hij slechts zijdelings bij betrokken was. Maar ja, ook zijdelingse betrokkenheid wordt in dit zero tolerance-tijdperk zwaar bestraft. De molens waren verlaten. De toegangsdeuren zaten op slot en nergens zag hij een schuurtje of afvalhoop waar hij iets van zijn gading kon vinden. De reiziger begon de helling naar het dorp af te dalen. Hij had opeens heel erg honger en dorst. Maar met een biljet van tweehonderd euro kwam hij niet ver in een bar waar een ontbijt een duro kostte. Ook na een hele nacht lopen zag de ondergrondse reiziger nog altijd geen uitweg uit zijn situatie. Hij zag zichzelf in de bus naar het zuiden zitten, richting Bailén en vandaar naar Sevilla of Granada, ja, dat zag hij wel, maar hoe daar te komen was een ander verhaal. En toen zag hij een trekker. In een kuil in het veld, een glooiende diepte, stond een roestige trekker te niksen en toen hij er vol verwachting op af liep werd die volstrekt onterechte verwachting zowaar niet gelogenstraft. In de gereedschapsbak onder het stoeltje vond hij een overall. Een kinderoverall weliswaar, maar toch. Als hij zijn benen in de pijpen stak en hij bond het bovenlijfje om zijn middel en hij scheurde de panden van zijn monnikspij af zodat hij een soortement bolero overhield of een cowboyvest als je liever hebt en dat vest haalde hij eens flink door het stof zodat het niet zo herkenbaar een afgescheurde monnikspij was, dan hield hij per saldo een kostuum over waarmee hij zonder veel schrik te veroorzaken een dorpswinkel kon binnenstappen, geloofde de reiziger. Trouw volgde hij zijn gedachten en toen de zon al heet was en het leven in het dorp voor zover aanwezig in volle gang, liep hij de enige winkel binnen en kocht daar twee handdoeken, drie paar sokken, vier onderbroeken, een zwembroek en een T-shirt met onvermijdelijke molen, brood en kaas en tomaten en gymschoenen, een radio en een zakmes, een hoedje en een zonnebril, wat ze maar verkochten en alles ter waarde van honderdtweeënvijftig euro, zodat men tenminste voldoende wisselgeld in kas had en de begeerte naar zijn schitterende biljet het van de argwaan won. Met zijn schatten in twee plestik zakken liep de reiziger de winkel weer uit. Achter een muurtje kleedde hij zich om. De kinderoverall sneed hij bij tot een heuse korte broek die wat strak om de kloten spande maar verder prima zat. Het bovenstuk en wat er van zijn pij over was wierp hij in een vuilcontainer. De radio wilde hij op een bankje achterlaten voor de gelukkige vinder – wat moest hij met een radio? – maar hij mocht geen achterdocht wekken, niet nog meer, en dus besloot hij het ding tot een volgend dorp mee te slepen. Er was een bushalte op het plein en volgens de informatie kwam er over anderhalf uur een bus voorbij. De ondergrondse reiziger ging de enige bar aan het plein binnen en dronk koffie en bier en at een broodje tortilla de patatas en daarna een koud visje met nog een glas wijn erbij en vervolgens kocht hij een pakje sigaretten en rookte achter elkaar drie sigaretten. Toen de barvrouw vroeg waar hij vandaan kwam antwoordde de reiziger Madrid, want in de grote stad wonen allemaal idioten, dat is algemeen bekend. En je dorp? wilde de barvrouw weten. Nee, niet hier, in het noorden, richting Zamora. Dat was ver genoeg om verdere vragen te vermijden. Er zat een jongeman aan de toog die hem aan Herminio Pan deed denken. Cambiarás tu coche por siete caballos, prevelde de ondergrondse reiziger voor zich uit. Een beetje vies van het roken en een beetje dronken van de wijn nam de reiziger de bus die hem naar Ciudad Real bracht. Daar kocht hij voor twee tientjes een spijkerbroek en een trui en toen had hij nog net genoeg voor de trein naar Córdoba en daarom besloot hij de radio nog even te houden, misschien kon hij hem verkopen. De ondergrondse was gelukkig. Hij was alles kwijt wat hij bezat, maar hij was aan een al dan niet denkbeeldig gevaar ontsnapt en dat bleek voldoende om een jongensachtig gevoel van bevrijding te ervaren, alsof hij voor het eerst van zijn leven alleen naar de stad ging om eens lekker te roken. De ondergrondse reiziger lachte. Hij keek naar het kale land en hij lachte. Toen sloeg de schrik hem om het hart. Onder de bestuurdersstoel van zijn bruine Seat Ibiza, tijdelijk in een weiland geparkeerd, stak een doorzichtig plestik mapje met daarin de autopapieren en zijn rijbewijs. Totaal niet aan gedacht. De reiziger vloekte zijn machteloosheid van zich af. Hield het dan nooit op?

woensdag 29 oktober 2008

Voordrachtskunst

Lou Reed, in wie de slanke jongeman definitief heeft plaatsgemaakt voor het gedrongen en gespierde kereltje dat hij altijd al was, heeft een ernstige hobby gemaakt van het voorlezen van andermans gedichten. In het kader van een Catalunyapromotiecampagne, een campagne ter promotie van Catalunya in Reeds woonplaats New York City, las de onderkantreporter van Queens en omliggende stadsdelen vorig jaar de Engelse vertaling van enkele Catalaanse gedichten voor. Van de week kwam hij het hier ter stede nog eens over doen voor het literatuurfestijn Kosmópolis ’08. Op vrijdagavond waren enkele honderden poëzie- en andere belangstellenden samengedromd in de bibliotheek van het Centre de Cultura Contemporània de Barcelona om het voordrachtfenomeen in actie te zien. Reed stelde teleur. Wat hij deed had iedere lul de behanger kunnen doen. Zonder veel inleving of dictie een handvol van zichzelf wel mooie verzen voorlezen, daar kwam het overgrote deel van het publiek duidelijk niet voor. Waar ze wel voor kwamen kregen ze overigens, dus hadden ze niet veel te klagen en deden dat daarom ook niet. Ze kwamen namelijk voor een glimp van Hem. Wel nu, zelfs op de achterste rij was Lou Reed een stuk dichterbij dan bij een concert. Gefeliciteerd maar weer met deze fijne ervaring. Wie het wel goed deed was zijn echtgenote Laurie Anderson. Die was thuisgebleven en las via de webcam voor, maar zij deed het met een overtuiging alsof ze die gedichten zelf had geschreven en zij kreeg daarom, hoewel afwezig, het meeste applaus. Lou Reed scheen dat wel prettig te vinden. Ik kreeg opeens de indruk dat hij opzettelijk had geprobeerd om de zaal leeg te lezen. Wegwezen, fuckers, dit is saai, wist je dat nog niet? Hij blijft een held, deze Reed.

maandag 27 oktober 2008

De afgelikte boterhamcompetitie

Het samenstellen van een sportcompetitie is niet zo ingewikkeld. Zet de helft van de clubs in het linkerrijtje, de andere helft in het rechterrijtje, hou de club linksboven strak op zijn plaats en laat de rest als een fietsketting langs deze ene club lopen. Vervolgens de clubs om en om uit en thuis laten spelen en voilá, een competitie. Moeilijk wordt het pas wanneer allerlei combinaties onverenigbaar zijn met elkaar of met de jaarlijkse braderie. In Spanje doen ze er niet moeilijk over. Via loting wordt het rijtje bepaald en daar heeft iedereen zich maar aan te houden, kermis of geen kermis. Omdat het toeval vreemde dingen doet, kan het gebeuren dat vier van de clubs uit de top vijf dit seizoen achter elkaar in de ketting zitten. Dat stelt veel topwedstrijden nog even uit tot december en het heeft vervelende consequenties voor andere clubs. Achtereenvolgens tegen Sevilla, Barça, Real Madrid en Villareal moeten, het is niet echt een zonnig vooruitzicht. Het kan sommige trainers zelfs de kop kosten. Het dit seizoen zo enthousiast begonnen Atletico Madrid scoorde opeens drie nullen op rij en de kranten schreven al dat trainer Aguirre maar aan de kant geschoven moest worden. Gelukkig voor hem werd gisteren in de laatste minuut een gelijkspelletje behaald tegen Villareal. De leden van het illustere rijtje hebben ondertussen alle reden om naar elkaar te loeren. Wie heeft eigenlijk het meeste voordeel van het schema? Levert Barça een uitgebluste tegenstander aan Madrid af of treffen de merengues juist een club die tot de tanden gemotiveerd is om eindelijk weer een goed resultaat te behalen? Je kunt er tot in het oneindige over speculeren en dat is precies wat de sportbladen doen. Wie gelijk heeft is nog niet duidelijk, maar dat de kampioen zijn triomf aan de competitieopzet heeft te danken staat al een tijdje vast.

zondag 26 oktober 2008

Ouwe koek

Het Joods Historisch Museum in Girona heeft een hoop te vertellen maar, zoals mijn geliefde opmerkte, bitter weinig ten toon te stellen. Veel meer dan wat grafstenen is er niet overgebleven van een meer dan duizendjarig verblijf. Toen de joden na de val van Jeruzalem uit hun land werden verjaagd, verspreidden ze zich over het Romeinse Rijk. Want met al hun heerszucht en wapengekletter hadden de Romeinen per saldo meer beschaving en dus bescherming te bieden dan wat in barbaarse streken verwacht mocht worden. Rond 200 duiken ook in de analen van de stad Girona de namen van enkele joodse families op. De joden lagen in die tijd goed bij de Romeinse elites. Terwijl het volk massaal op het christendom overstapte, gaven de betere standen de voorkeur aan bekering tot het joodse geloof. Al dat christelijk lijden, het was begrijpelijk dat het proletariaat zich daarmee identificeerde, maar de ontwikkelde klasse ging liever een wat intellectuelere relatie met de schepper aan. Zo bloeide in de steden van Catalunya een joodse gemeenschap op die de politieke woelingen na de val van Rome goed wist te doorstaan. Pas toen het volgende bewind in Rome vele eeuwen later naar machtsuitbreiding begon te hongeren en de onwetende gelovigen er nog maar eens aan herinnerde dat het die joden waren geweest die hun heiland hadden vermoord, ontstonden er problemen. Vanaf die tijd braken met enige regelmaat pogroms tegen de joodse stadgenoten uit. Ook organiseerde de kerk openbare discussies, zogeheten controverses, waarin christenen hun joodse buren van de superioriteit van hun geloof probeerden te overtuigen. En blijkbaar wisten ze hun ideeën met het nodige vuur uit te dragen, want deze sessies schijnen altijd wel tot een handvol bekeringen te hebben geleid. Overigens bleven de nieuwbakken conversos in alle vriendschap en gemoedelijkheid met hun voormalige geloofsgenoten omgaan, want dan wel weer eens aanleiding voor een volgende slachtpartij kon zijn. Afijn, het eind van het lied is bekend. Het katholieke koningspaar Fernando en Isabel gaf met zijn heilige inquisitie het joodse leven in Sefarad (España) de genadestoot. Wie het geld had ging ervandoor. Wie arm was vluchtte in de schoot van de moederkerk en verhuisde voor alle zekerheid met zijn nieuwe naam en zijn kruisje naar een stad of dorp waar de aanwezigheid van lotgenoten enigermate bescherming bood. Op diverse plaatsen vond je tot honderd jaar geleden geïsoleerd levende gemeenschappen die aan de buitenkant niet van katholiek te onderscheiden waren. Toen trok de industriële revolutie de mensen naar de steden en begon de grote atheïstische vermenging die tegenwoordig nog altijd in volle gang is.

vrijdag 24 oktober 2008

Nacht en ontij

Hij had niet gerookt. Dat was in elk geval positief. Normaal kostte het weinig moeite om een sigaret te laten liggen, maar met drugs in zijn lijf verlangde hij altijd naar de beet van tabak achter zijn borstbeen. Dat de maan scheen en bijna vol was, was ook positief. Kon hij tenminste zien waar hij zijn voeten neerzette. Hij had gemerkt dat een sukkeldrafje, een dansend ritme, veel valpartijen voorkwam. Na twee uur was hij volkomen uitgeput neergestort en toen de nacht viel en de maan zijn pas verlichtte was hij steeds een stukje verdergegaan. Het was stil om hem heen. Nergens brandden lichtjes, nergens klonk geluid. De ondergrondse reiziger was bang. Angst was op dat moment zijn raadgever. Hij had geen verstand van de sterren, stedeling die hij was, en de geografie zat ook niet in zijn hoofd. Hij was Toledo voorbij en dan was Ciudad Real niet ver meer, dat wist hij nog net, maar niet ver, dat was al gauw een paar dagen lopen. Hij deed zijn best een rechte lijn te volgen. Hij had onthouden waar de zon onderging en hij had wel de indruk in min of meer zuidelijke richting te gaan. Je moet altijd pauzeren wanneer de zon ondergaat en opkomt, had hij langs de snelweg in Duitsland geleerd. Even wachten tot de verandering achter de rug is, dan wen je er het snelste aan. De ondergrondse reiziger moest lachen. Dat begreep die rare geldwolf niet. Je kunt mensen wel hun geld afpakken maar niet hun verlangen om zich aan te passen. Er kwam vanzelf een nieuw systeem om weer het beste van te maken. En het zou nog erger zijn. Steeds erger was immers het patroon. Al babbelend drong de ondergrondse reiziger zich zijn eigen gezelschap op. Over een uur of wat werd het licht, dan moest hij maar eens zien of hij meer kon ontdekken. Inmiddels trokken er wel wolken voor de maan en stak een fluisterende wind op. De reiziger was na een hele nacht lopen zo aan zijn eenzaamheid gewend geraakt, dat het geruis hem van schrik deed inhouden. Waren dat stemmen die hij hoorde? Behoedzaam liep hij verder, tegen een lichte glooiing op. De ondergrondse reiziger keek om zich heen. Alles was donker. Hij had willen doorlopen tot hij bij een weg kwam, dat leek hem de beste manier om een dorp te vinden. Daar moest hij nu niet meteen van afwijken, vond de ondergrondse, eerst eens kijken wat er was. Vlak voor de heuveltop brak opeens de hemel en een beetje maanlicht scheen naarbinnen. De reiziger zag vier schaduwen, vier gestalten die met de armen in de lucht naast elkaar stonden. Ze praatten tamelijk luid hier boven waar de wind wat harder woei, maar nog steeds onduidelijk alsof ze met hun rug naar hem toegekeerd stonden. De reiziger schoot voorzichtig in de lach. Hij liep wel steeds van de goede kant de verkeerde situatie binnen, dat had iets hoopvols. Toch leek het beter te wachten tot de vier waren verdergegaan. De reiziger vond bescherming bij een onderkomen struikje in het verder ongebroken kale land. De maan was weer verdwenen. Vergeefs luisterde hij naar de stemmen. Er zat een slepend ritme in, merkte hij, alsof ze steeds dezelfde argumenten herhaalden. En waarom ze daar maar bleven en niet verder gingen werd ook steeds vreemder. De ondergrondse reiziger begon te vermoeden dat hij zich vergiste. Er waren daar vier machines, een tijdelijke installatie misschien, een stilgelegd bouwproject. Met de maan was gek genoeg ook de diepste duisternis weg. Het eerste ochtendzweem goot blauwe inkten over het zwart. Zelf toonde de hemel al een lichte vlek. Opeens wist de reiziger wat hij ging zien. Hij wilde niet kijken. Hij voelde zich heel dom. Toen wierp de opkomende zon van het ene op het andere moment zo’n vlijmscherpe lichtstraal op de vier molens dat hij niet wegkijken kon. Ze waren wit. De reiziger ging op de top van de heuvel staan en zag de dag in het dal aanbreken. Hij zou nu wel een ezel willen, of een paard, om verder te gaan. Daarginds zag hij een kerktoren. Hij zou hier ergens kleren kunnen vinden, wilde de ondergrondse reiziger, liever dan een ezel bedoelde hij. Hij moest maar eens op zoek gaan.

woensdag 22 oktober 2008

Paul W

Wegens ernstige fysieke verzwakking laten de verdere avonturen van de reiziger al een week op zich wachten. Mooie zinnen schrijven, dat is meestal het eerste wat eraan gaat wanneer de lust ontbreekt. Om mezelf niet nog verder teleur te stellen doorbreek ik in elk geval de stilte met eigen belevenissen. Ik heb namelijk afgelopen vrijdag Paul Weller zien optreden en dat is wel een berichtje waard. Mijn geliefde had kaartjes weten te regelen. We hadden thuis die ene cd (Stanley Road) nog maar eens opgezet en via Deezer zijn laatste plaat 22 Dreams beluisterd, om een beetje te zijn voorbereid. Locatie was de Espai Movistar, een grote circustent met een loungeachtige entree, een sponsorruimte en een bar met hersenloze trutjes die allemaal hun klant zo graag een persoonlijke bediening willen geven, terwijl honderd dorstige kelen op dat moment alleen maar zo snel mogelijk aan bier geholpen wensen te worden. De zaal was ruim en helverlicht en het geluid was oké voor een tent. We hadden het voorprogramma, het Amsterdamse Moke, al gemist. Bands beginnen tegenwoordig op tijd! Ook Weller sloeg stipt om tien uur af. Hij zag er goed uit voor zijn jaren. Slank, wit haar, ontspannen en al zijn liedjes zingend met de overtuiging waarmee ze geschreven waren. De band was pittig en dus werden alle nieuwe en oude nummers pittig gespeeld. Dat maakte bijvoorbeeld het onvermijdelijk Style Council-relict Shout to the top een stuk draaglijker dan ik me herinnerde. Ik was toch een beetje binnengekomen als een van die ouwe lullen die betere herinneringen hebben aan The Jam en die dus even overtuigd moesten worden. Daar had Paul trouwens alle begrip voor. Hij leek alles wel best te vinden, net als uiteindelijk zijn publiek. Spaans publiek staat als gemakkelijk bekend. De sfeer is in het algemeen ontspannen en men is gauw tevreden. Een band kan nog eens wat fout doen, de mensen juichen gewoon verder. En als bij het voorstellen van de bandleden de gitarist en de toetsenist voor de gein elkaars applaus in ontvangst nemen, dan heeft niemand iets in de gaten. Behalve natuurlijk – en dat wil ik hier graag met nadruk gesteld hebben – de oude Jamfans. Die wisten het wel.

donderdag 16 oktober 2008

Waarheen?

De euforie van de speed was nu wel uitgewerkt. Wat overbleef was een malend gevoel, alsof ergens in zijn lijf een zacht brommende elektromotor een schoepenrad aandreef. En op het ritme van die stuwende beweging leken ook de gedachten van de ondergrondse reiziger in kringetjes rond te draaien. Hij moest van zijn auto en deze monnikspij af, maar hoe? Bloot door de velden struinen was zelfs met tweehonderd euro in zijn vuist geklemd geen goed idee. De logische oplossing was om kleren te gaan kopen in een dorp dat net groot genoeg was om zoiets te verkopen, maar de pij zou argwaan wekken. Aan de reacties in het wegrestaurant te oordelen waren de geldwolven berucht in dit deel van de wereld. Misschien deed hij er beter aan ergens wat kleren te stelen. Ja, nu hij erover nadacht scheen stelen toch de beste optie. Eerst roven, dan stelen, waar ging het heen met de reiziger? Niet dat ik wil, prevelde de ondergrondse voor zich uit, maar de omstandigheden dwingen mij ertoe. Eerst van kleren verwisselen dus en in een volgend dorp de bus nemen. Waarheen, dat maakte niet uit. Niemand zou hem dan nog herkennen, want ze hadden allemaal die vent in zijn grauwe monnikspij op hun netvlies staan. Nu zijn plan min of meer vaststond, werd de ondergrondse reiziger zich van zijn zichtbaarheid bewust. Hij was nog steeds volkomen alleen in deze uitgedroogde leemvlakte, dat was beslist een voordeel, maar het stelde hem niet gerust. Het gevaar loerde zoals altijd overal. De reiziger zette de cd van Herminio Pan nog maar eens op. Por favor, papa, no intentes enterarme. Toch wel lekkere muziek. In de verte stond een autootje langs de weg geparkeerd. Dichterbij komend herkende hij het wit en groen van de Guardia Civil, op de uitkijk naar een bruine Seat Ibiza. Bruusk kwam de ondergrondse reiziger tot stilstand. Er als een dolle voorbijscheuren en ze dan afschudden leek hem met deze roestbak geen optie. Terug dus maar. Hij keerde en reed in arren moede richting de plek waar hij van de geldwolf afscheid had genomen. Er was tot aan dat punt wel een dorp maar geen zijweg. Vlak voor het dorp zag hij opnieuw een groenwit autootje staan. Het was waar, ze zaten achter hem aan. Ze hadden hem gevonden en wachtten rustig tot hij in de val liep. Opnieuw keerde de ondergrondse reiziger en toen hij ergens halverwege die twee politieauto’s was en de paniek tot ondraaglijke hoogte was opgelopen, draaide hij pardoes het veld in. Weg, weg van hier. Hij kwam tot een halve kilometer, toen reed hij met een luide klap een kuil in en wilde de auto niet meer voor- of achteruit. Zijn eigen gekte en die van de geldwolf vervloekend stapte de ondergrondse reiziger uit zijn bruine Ibiza. Hij bedacht zich en trok de cd van Herminio Pan uit de speler. Die had er tenslotte niets mee te maken. De reiziger zette het op een sukkeldraf. Het was laat in de middag. Over een uur of drie ging de zon onder, dan was hij veilig. Als hij geluk had scheen de maan en kon hij verderlopen. Hij wilde er niet aan denken wat pech allemaal kon betekenen.

dinsdag 14 oktober 2008

De stemming slaat om

Terwijl ze traag door Sin Metalico reden en de ondergrondse reiziger zich ongemakkelijk afvroeg hoeveel de politie inmiddels wist, was de geldwolf druk met de bankpasjes in de weer. Drie keer lukte het hem om in te breken, een vierde keer niet. De geldwolf maakte telkens het maximale bedrag over dat het bankierprogramma toeliet. Zet er de sokken maar in, zei hij toen ze het stadje achter zich hadden. En wat doe jij ermee, kon de reiziger niet nalaten te vragen. Ik maak het weg, zeg ik toch? De stemming van de geldwolf sloeg opeens om. Je gelooft me niet, hè? snauwde hij. Je bent ook zo’n eikel die op het laatst toch aan geld denkt. Dat wil ik niet, stamelde de ondergrondse reiziger geschrokken. Vast niet, grijnsde de geldwolf. Hij gebaarde naar de kant van de weg. Stop hier maar. Ga je eruit? Bevreemd en een tikje ongerust stopte de reiziger bij een dammetje over de droge greppel die de weg al een eindje volgde. En jij ook uitstappen, beval de geldwolf. Vlug, en trek je kleren uit. Pas toen hij de loop van het pistool op zijn buik zag gericht begreep de ondergrondse reiziger dat hij nu aan de beurt was. Maar hij begreep de bedoeling pas toen de geldwolf hem zijn pij toewierp. Hij was inderdaad vel over been. Geef me al je spullen, zei hij, kleren, koffer, wat je maar hebt. De ondergrondse reiziger, die de ernst van de situatie inmiddels inzag, begon te pleiten. Ik kan je overal afzetten, hoor, waar je maar wil. Ik hou mijn mond wel. Klets gerust een eind weg, lachte de geldwolf, jouw vingerafdrukken staan op al deze lege portemonnees. Klootzak. Nee. De geldwolf liet zijn pistool zakken. Ik ben geen klootzak, ik moet dit doen. Waarom leven twee miljard mensen van twee dollar per dag terwijl op de aandelenbeurzen de miljarden van hand tot hand gaan? Wat is dat voor systeem? Daar moet een eind aan komen. En die mensen in de bar dan? vroeg de ondergrondse, dat waren niet bepaald rijke lui. Die hebben zeker pech gehad? Och, zei de geldwolf laconiek, ze maken het wat eerder mee dan de rest. Hij gebaarde met zijn pistool. En nu terug in de auto jij en wegwezen. In dit pak dat iedereen gezien heeft? Ik lever je toch niet uit, vond de geldwolf, ik hoop voor je dat je het redt. Dank je wel, gromde de reiziger. Hij bedacht zich dat zijn verontwaardiging op dit moment weinig waard was. Succes dan maar met je strijd, mompelde hij, heb je misschien wat benzinegeld voor me? De geldwolf schoot in de lach. Oké man, maar wees er zuinig mee, het systeem niet voeden hè? Instemmend knikkend nam de reiziger een briefje van tweehonderd euro in ontvangst. Dan ga ik maar, zei hij. Ik ook, zei de geldwolf. De ondergrondse reiziger hoopte heel even dat de geldwolf zich zou bedenken, maar dat gebeurde niet en zo reed de hij de N4 weer op, in een naar andermans zweet ruikende grauwe monnikspij en met niets anders op zak dan een briefje van tweehonderd euro, geen eten of kleren, en met een heleboel haast. Ik moet ergens kleren vandaan halen, dacht hij paniekerig, ik moet de auto kwijtraken. De reiziger keek om zich heen. Het land was plat en kaal en de zon scheen onbarmhartig. Hij moest opeens denken aan Herminio Pan. Hij had nu manager kunnen zijn, in Madrid.

maandag 13 oktober 2008

Geen lunch vandaag

De ondergrondse reiziger voelde een aanzwellende drang om zich te uiten. Hij wilde de geldwolf zeggen dat hij mee wou doen, dat hij wou helpen de geldmachine op de knieën te krijgen. Maar in zijn hoofd maalden zoveel zinnen rond dat hij niet wist met welke hij moest beginnen. Hij wist ook niet of hij hard of juist langzaam moest rijden. Daar komt een benzinestation, wees de geldwolf. De ondergrondse reiziger riep zichzelf wakker en reed zijn bruine Ibiza een grindvlakte op waaraan een langwerpig bouwsel stond dat voor de helft benzinestation en voor de helft restaurant was. Heb je trek, vroeg de geldwolf. Het is even geleden dat ik heb gegeten, erkende de reiziger. Kom mee dan. De ondergrondse reiziger vulde zijn tank met benzine en volgde de geldwolf het eetlokaal binnen. Hé, dat is hem, riep een stem, daar in die monnikspij. Dat is een van die geldwolven die overvallen plegen, weet je wel. De geldwolf vloekte. Geen lunch vandaag, sorry, zei hij. Hij haalde een pistool te voorschijn en richtte kort achter elkaar op een vijftal eters. Het is waar, dames en heren, riep hij, ik ben de geldwolf. En dit is een pistool. Leg allemaal uw geld en pasjes en papieren op tafel. Een vrouw begon te gillen en haar man zei stil nu en toen wist niemand nog iets te zeggen. De ondergrondse reiziger had nooit eerder een gewapende overval meegemaakt. Gelukkig sta ik aan de goeie kant, dacht hij. Haal op, knikte de geldwolf, haal die spullen op. De reiziger begreep dat hij op dit moment niet kon weglopen. Dan dacht iemand: kijk eens, tweespalt, en die ging dan de held spelen en dan gebeurden er ongelukken. Hij moest doen alsof dit dagelijks werk voor hem was. Met zijn kop vol speed liep de ondergrondse de tafels langs en wierp alle uitgestalde bezittingen in een tot zak gevouwen tafellaken. Ik ben een boef, dacht hij, na al die jaren ben ik toch een boef. Maar bij de vierde tafel begon hij de artistieke kanten van het roversvak te zien. Die mensen moesten niet zeuren, ze mochten blij zijn eens een overval mee te maken. Hoeveel mensen maken nooit iets mee? Er vandoor, siste de geldwolf toen hij triomfantelijk terugkeerde met zijn buit, in de auto en starten. Zodra de motor klonk kwam de geldwolf het erf op hollen. En nu wegwezen. De reiziger liet het grind hoog opspatten. Na honderd meter begon de wolf te lachen en na nog eens honderd meter opende hij de zak. Geld, geld, juichte hij. Geld en horloges en ringen en bankpasjes en identiteitsbewijzen. Tot verbazing en argwaan van de ondergrondse reiziger trok de geldwolf een kleine laptop onder zijn pij vandaan. Hij opende wat programma’s en selecteerde de bankpasjes, terwijl hij de andere spullen in de zak terugwierp. Rij langzaam door dat stadje daar, zei de geldwolf, ik zoek verbinding.

zondag 12 oktober 2008

De geldwolf

Langs de N4 naar het zuiden, weg van Madrid en haar gulzig verlangen naar roem, pikte de ondergrondse reiziger een haveloze figuur op. Hij had een dunne grijze baard en ongekamde haren en droeg om zijn lijf een soort van monnikspij, wat de reiziger nogal warm leek op een zonovergoten septembermiddag in La Mancha. De lifter, die nergens in het bijzonder naartoe hoefde, gewoon een eindje meerijden, stelde zich voor als een geldwolf. De ondergrondse reiziger moest lachen. Dat schiet nog niet op, als ik zo vrij mag zijn, zei hij. Wat schiet niet op? wilde de ander weten. Het geld, je ziet er niet rijk uit, bedoel ik. O dat. De lifter grijnsde dun. Ja, ik word er niet rijk van; ik hou het niet, hè. Geef je het weg? De ondergrondse reiziger voelde een schuldige gewichtloosheid door zijn hoofd trekken, zoals vaker wanneer hij iemand ontmoette die er werkelijk toe deed. De geldwolf lachte lang en luid, tot ergernis van de reiziger die zich door zijn eigen schuldgevoel in de maling genomen voelde. Nee, ik geef het ook niet weg, zei de geldwolf, ik eet het op. Hij zag de ondergrondse reiziger naar zijn magere gestalte kijken. Ik verbrand het, ik verzuip het, ik maak het weg. Je maakt geld weg? Natuurlijk, hoe minder geld in de wereld hoe beter, nietwaar? De reiziger voelde een brede grijns aan zijn wangen trekken. Hij wilde vertellen hoe hij als kind twee keer zijn spaargeld had weggesmeten, maar misschien was dat een beetje een flauwe manier om zijn sympathie kenbaar te maken. Hoe kom je eraan, vroeg hij daarom, hoe kom je aan geld om kwijt te maken. De geldwolf legde twee witte pillen op zijn tong en nam een slok uit een flesje medicinale alcohol. Dat steel ik, zei hij erbij. De ondergrondse reiziger onderging een lichte onrust bij deze bekentenis. Ben je goed, deed hij geïnteresseerd, ik bedoel, maak je verschil? De geldwolf leek met deze vraag wel tevreden. We zijn met velen, antwoordde hij. Hij reikte de reiziger een pil aan. Wat is het, vroeg die. Gewoon speed. De ondergrondse reiziger had nooit veel aansporing nodig. Waarom ook niet, dacht hij. Het was warm en de weg was recht en speed kon hij in het algemeen goed verdragen. Hij ging er alleen heel erg van willen. De reiziger slikte zijn pil door zoals de geldwolf had gedaan. We zijn al een eind op weg, vertelde die. Over een tijdje zijn we bij het omslagpunt en dan wordt het leuk. Waarom? Omdat het geld dan zijn waarde begint te verliezen, het eet zichzelf op zogezegd. De reiziger voelde de speed van zijn maag bezit nemen. Ik begrijp het niet, zei hij slimmig, als er minder geld is wordt het toch meer waard? Niet als mensen bang worden voor hun geld, niet als ze bang worden om een geldwolf tegen te komen. De ondergrondse reiziger schoot in de lach. Het was van een verpletterende logica. Zijn neus begon te lopen. Hij snoof twee keer op en vroeg om een sigaret. Ik rook niet, zei de geldwolf. Ik eigenlijk ook niet, bekende de reiziger. Er komt vanzelf een benzinestation, dacht de geldwolf, haal je daar toch een sigaretje? Hij heeft gelijk, dacht de ondergrondse reiziger, er is geen haast bij.

vrijdag 10 oktober 2008

Cocodrilo

Uiteindelijk leiden alle wegen naar Madrid. De dorpen die stadjes waren geworden werden voorsteden en de weg die ze verbond werd een kralenketting van rotondes en stoplichten. Herminio Pan keek zijn ogen uit. Mooi, heel mooi, zei hij telkens. Moet je kijken, niños limpios en todos partes. Hij grijnsde en voegde er met onmiskenbaar sarcasme aan toe: a mi me parece casi como el paraiso. De ondergrondse reiziger herkende die woorden uit de inmiddels driemaal afgespeelde cd. Luister eens, zei hij, ik kan je manager niet worden. Niet? Herminio, onderhand aardig zatjes van de 43, begon te huilen. Wie zal mij dan helpen? Ik ben een muzikant, ik heb een manager nodig. De ondergrondse reiziger werd kriegel van zoveel gelamenteer dat wat hem betreft met een slokje minder vermeden had kunnen worden. Nou jongen, gromde hij, ik zou zeggen, maak van een scheet geen donderslag. Herminio, die hem kennelijk verkeerd had verstaan, lachte door zijn tranen heen. Een donderslag, van een scheet, ja, da’s een goeie. De ondergrondse reiziger, doortastend als hij zijn kon wanneer hij onverwacht werd gevleid, dook voor een aanstormende bus een smal straatje in. Vergeet die grap nog even, ik breng je naar een café waar ze je muziek vast wel waarderen en waar ook je plant welkom is. En dan moet ik het maar uitzoeken? veronderstelde Herminio. Inderdaad, maar je moet maar zo denken, Madrid is een stuk groter dan San Gilipollas en het stikt hier van de mensen die dolgraag beroemd worden. Met zijn aanstekelijk gebabbel wist de reiziger de stemming weer wat op te fleuren. Toen ze stilhielden voor een kale gevel met gebroken ruiten en een blinde deur van plaatstaal, was Herminio Pan overtuigd dat hij het ging maken. Een inspirerende omgeving, sprak hij goedkeurend, ik krijg allemaal nieuwe ideeën. La droga me chupa, wat zeg je daarvan? La droga me chupa y me sale por la nariz. Heel leuk, zei de ondergrondse reiziger. Hij hielp Herminio zijn plant uit de auto tillen en stak zijn hand uit. Het ga je goed, jongen. Ik zie je, man, antwoordde Herminio Pan. Ik denk het niet, geloofde de reiziger. Hij had opeens haast. Hij voelde dat een nieuw avontuur op hem wachtte.

woensdag 8 oktober 2008

C-17

De C-17 is een Brabants aandoende snelweg. Smal, bochtig en rakelings langs eenzame fabrieken scherend. De C-17 is een gratis snelweg. Pal ernaast loopt de betaalde snelweg. Gek genoeg staan op de betaalde snelweg eindeloze files terwijl het op de C-17, afgezien van een enkel stoplicht, lekker doorrijdt. De ondergrondse reiziger ervaart een natuurlijke voorkeur voor de C-17. Het katholieke gevoel dat de C-17 oproept wordt versterkt door de vele wielrijders. Groepjes en ook wel eenlingen die in wielrenpak op twee smalle bandjes strak tegen de vangrail voortpedaleren terwijl ze op minder dan een meter afstand door bolderende vrachtwagens worden ingehaald. Levensgevaarlijk. Maar goed, er zijn niet zoveel wegen in dit land dus is het normaal om op de grote weg te fietsen. Gisteren zag ik een troepje bejaarde heren op de fiets, keurig in hedendaags sponsorpak. Er waren enkele buikjes bij, maar de meesten waren lekker tanig. Ze deden me denken aan een poster die ik laatst in het postkantoor zag. Op een reclame voor een of andere dienstverlening was een actiefoto van de oude Spaanse klimlegende Federico Bahamontes afgebeeld. Vroege jaren zestig, schat ik zo. De adelaar van Toledo is al niet meer zo piep. Hij ziet eruit als een skelet met pezen en een enkele spier en hij rijdt niet ergens naartoe, hij rijdt ergens vandaan. Hij rijdt bij zijn armoe vandaan. Hij vlucht uit alle macht voor de zuigkracht van kerk en kapitaal die het volk dom en arm houden. Hij moet per se tegen die berg op en als hij boven is dan is hij er nog niet. Dan moet hij vliegen. Het is hem naar vermogen gelukt.

maandag 6 oktober 2008

Nocilla dreaming

De dorpen waar ze doorheen kwamen groeiden uit tot stadjes. Herminio had nog niet veel gezegd. Hij leunde tegen de deur en boerde zijn marihuanatop op. Alles wel? informeerde de ondergrondse reiziger. Herminio Pan lachte langzaam en krakend. Ik moet zeggen, sprak hij op zijn onderhand vertrouwde verhalende toon, me encuentro sorprendente bien. Dat is ook een lied van me, weet je. Hoeveel liedjes heb je eigenlijk, vroeg de reiziger. Een cd vol. Ik heb een plaat gemaakt. Daar keek de reiziger van op. Ik heb een speler in de auto, wees hij. Heb je een exemplaar bij je? Altijd, weet je, verzekerde Herminio. Even later klonk een aanstekelijk mengsel van blues, rock en jazz uit de ene luidspreker die het nog deed. Goeie muziek, vond de reiziger. Hij zou nog bijna vragen ben jij dit, maar de verbazing had nu wel lang genoeg geduurd. Herminio had inmiddels een fles 43 tevoorschijn getrokken. Hij nam een ferme slok en zong met zichzelf mee: jarabe, la vida esta secándose. Wil je ook, vroeg hij. Gulzig zette de ondergrondse reiziger zijn keel in brand, tot de tranen in zijn ogen sprongen. Daarna keek hij weer naar de weg. Het was nog een heel eind naar de volgende bocht. Waar zijn we, vroeg hij. Geen idee, zei Herminio Pan, ik ben hier nog nooit geweest. En in Madrid? Daar ook niet. Heb je geld, vroeg de reiziger, ik bedoel ga je ergens heen? Ik ga met jou mee, zei Herminio. Hij wachtte tot ze door de bocht waren voor hij vroeg: wil je mijn manager worden? Ik, je manager? De ondergrondse reiziger schoot in de lach. Ik heb mijn eigen ding te doen, zei hij. Jammer, zei Herminio oprecht. De reiziger keek hem aan. Hij kon wel wat, die Herminio Pan, en zijn eigen ding dat schoot al jaren niet op. Geef nog eens een slok, zei hij. De ondergrondse reiziger wist het even niet meer.

zaterdag 4 oktober 2008

De machinist

In de negentiende eeuw stond aan de rand Barceloneta een machinefabriek die La Maquinista Terrestre y Marítima heette. Een gigantische stoommachine op het achterterrein dreef de werkplaatsen aan. Hier werden stoommotoren voor de spoorwegen en de scheepvaart gemaakt en constructies van ijzer en staal. Het geraamte van het nabijgelegen Estació de França komt uit la Maquinista de Barceloneta. Ook de treinen van de eerste spoorlijn van Spanje, van Barcelona naar Mataró, kwamen hier vandaan. Er waren meer van dit soort machine- en staalwerkplaatsen. De textielindustrie, motor achter de onweerstaanbare opkomst van Barcelona in deze tijd, had dringend behoefte aan gemechaniseerde weefgetouwen en andere eigentijdse apparatuur. Maar voor trein- en scheepsmotoren moest je bij la Maquinista zijn. In de jaren twintig verhuisde la Maquinista naar de wijk Sant Andreu in wat destijds de noordoostrand van de stad was. Daar werden voor een groeiende cliëntèle treinen, trams en metrostellen vervaardigd. Nog weer later werd la Maquinista door het van oorsprong Franse bedrijf Alstom opgeslokt en werd een nieuw onderkomen gevonden in Santa Perpetua de Mogoda, een kleine twintig kilometer buiten de stad. La Maquinista van Sant Andreu is nu een enorm winkelcentrum waar gezinnetjes op zaterdag boodschappen doen en waar de brommerjeugd zich zo heerlijk kan vervelen. In het oorspronkelijk onderkomen in Barceloneta, voor zover het nog overeind staat, zijn enkele scholen ondergebracht. Als je vanuit de wijk naar de Olympische haven loopt bij het begin van de boulevard aan je linkerhand.

donderdag 2 oktober 2008

Bellen

De telefoon viel uit en vervolgens het internet, dat het na een dag weer deed en toen weer niet, of toch wel, nee, uiteindelijk niet. Per mobiel gebeld met Telefonica, het geprivatiseerde nationale telefoonbedrijf dat in ruil voor zijn dienstverlening de winst in eigen zak mag steken. De volgende dag belden twee mannen met een electriciënskoffer aan de deur. Ze konden binnenshuis niets verkeerds ontdekken. Dat wist ik natuurlijk allang. De mannen verdwenen weer. Later die middag belde een van hen op. Werkt alles weer? De telefoon niet, maar het internet inderdaad wel. De dag erna lag opnieuw alles plat. Telefonica gebeld. Als het toch aan mij lag, zou ik dan de rekening accepteren? Nee zeggen leek me geen optie. Ja hoor, doet u maar. De volgende dag deed alles het weer, niet alleen internet maar ook de telefoon. ’s Middags werd ik door Telefonica gebeld. Alles in orde? Ja hoor, heel tevreden. Bij de verbouwing in het souterrain was per ongeluk een draadje stukgetrokken. Zoiets vermoedde ik al. Niet veel later ging de telefoon opnieuw. Alweer Telefonica. Alles in orde? Ja hoor, heel tevreden. Uw collega belde trouwens al. O werkelijk? Neem me niet kwalijk. Geeft niks, alles doet het weer. Tien minuten later opnieuw de telefoon en voor de derde maal Telefonica aan de lijn. Deze keer een volautomatische collega. Of alles naar wens is ja nee en of u nog van plan bent om te reclameren toets een of niet te reclameren toets nul. Ik had inmiddels ontdekt dat ik tijdens mijn gedwongen afwezigheid van het world wide web geen miljoenenaanbod was misgelopen (gek genoeg), dus ik toetste nul. Men deed tenslotte zijn best. Ongelofelijk maar waar, men deed zijn best. Waarom?

dinsdag 30 september 2008

Herminio onthoofdt zijn geliefde

Die gaat er nooit in, zei de ondergrondse reiziger, op de marihuanaplant wijzend. Ik kan haar niet achterlaten, antwoordde Herminio Pan. Wie geeft haar iedere dag een beetje water, zodat er straks mooie pollen aan haar takken groeien? Ik begrijp je probleem, zei de reiziger routineus, maar zoals je ziet is mijn auto een stuk kleiner dan jouw plant. Herminio Pan, blues, rock, jazz, schudde ritmisch zijn hoofd heen en weer. Dan kan ik dus niet naar Madrid, weet je, zei hij op een toon alsof zonder enige waarschuwing zijn wereld instortte. De reiziger moest lachen om zoveel dramatisch talent. Knip de top eruit, adviseerde hij meedogenloos. Hup, de bovenkant eraf, groeit wel weer aan. Ongelovig staarde Herminio naar zijn prachtige, manshoge plant. Afknippen? stamelde hij. Wat doe ik er dan mee? Weet ik het, opeten, stelde de ondergrondse reiziger voor. Er zal zo vroeg in augustus nog niet veel smaak aan zitten, of wel? Hij opende het portier van zijn bruine Seat en trok een zakmes tevoorschijn dat hij zijn reisgenoot aanbood. Dit is wel heftig, weet je, mompelde Herminio Pan met bevende stem, terwijl hij het mes op zijn trillende vingers woog. Je moet soms iets stukmaken als je vooruit wilt in de wereld, vond de ondergrondse reiziger. Daar zag Herminio de redelijkheid van in. Dat zing ik ook, weet je wel, sprak hij met zijn vertrouwde aangenomen stem. Has estado montado a tu caballo demasiado. Sure man, laten we gaan, antwoordde de reiziger. Met een ferme haal onthoofdde Herminio Pan zijn geliefde. Ze legden het lichaam op de achterbank en de reiziger gaf gas. Met een ernstig gezicht begon Herminio aan de afgehakte top te knabbelen. Ook een hapje? bood hij aan. De ondergrondse reiziger kreeg het gevoel dat Madrid nog wel eens ver weg kon zijn.

zondag 28 september 2008

Voetjebal

Na een wankel begin van de competitie wint Barça nu in elk geval zijn wedstrijden. Gisteravond was er een gemakkelijk gegeven penalty in de laatste seconde voor nodig. Het is, zoals al verwacht, nog steeds een hoop getik en weinig goal. Zie hiervoor ondertussens van vorig seizoen. Wel leuk is dat Barça opeens een Catalaans elftal heeft. De oudgedienden Valdès, Xavi en Puyol hebben dit seizoen gezelschap van de uit Engeland teruggehaalde Piqué (nooit van gehoord) en van de talenten uit eigen kweek Bojan en de verrassing tot nu toe Sergi Busquets, zoon van de schoonzoon van Johan Cruyff, die destijds een zekere faam genoot als de slechtste keeper uit de clubhistorie. Iniesta en Messi horen ook al sinds hun jeugd bij de club en dan heb je nog drie of vier vreemdelingen om de linies aan te vullen. Er staan er overigens een stuk of twaalf van onder contract, dus het is flink dringen om op de bank terecht te komen. De enige dissonant vormt de voorzitter, die na zijn wonderbaarlijke ontsnapping deze zomer een parodie op zijn eigen pedante zelf is geworden. De man voelt ook wel dat zijn politieke aspiraties van al die heisa rond zijn persoon een knauwtje hebben opgelopen en probeert zich nu met typisch politieke leugenachtigheid voor de camera’s te handhaven. Deze keer presteerde hij het om de schuld voor het wangedrag van een groep Barça-aanhangers, dat tot het veld op vluchtende toeschouwers en het stilleggen van de wedstrijd leidde, bij de thuisclub te leggen. Bij ons gebeurt dat niet, wist de voorzitter heel zeker te zeggen, waarna hij gauw zijn visie op de wedstrijd gaf. Overigens een heel hinderlijk item hier na elke wedstrijd: de voorzitter die er het zijne van zegt. Op dat soort omhooggevallen supporterij zit de reiziger heus niet te wachten. Afijn, Cruyff zelf was ook weer eens in beeld, bij La Sexta deze keer, waar hij zo te zien een voorzichtige sollicitatie naar de vacante functie van vaste gast deed. En voor wie het weten wil, Madrid holandés heeft ook in de laatste minuut gewonnen. Doelpunt van Nistelrooij, actie van Robeen. Esnaidèr krijgt het niet gemakkelijk om terug te komen in het elftal dat inmiddels door zijn trouwe vriend Ban de Baard bij de hand is genomen. O ja, en daarna is het weer klaar, toen Rafaels opa werd gevraagd wat hij ervan vond dat kleinzoon bij Real Madrid ging voetballen, antwoordde deze: estoy feliz que mi sangre corre en el Bernabeu, pero yo soy culé. Ik ben gelukkig dat mijn bloed hier rondrent, maar ik ben van Barça.

vrijdag 26 september 2008

Verzettelijk

Het gaat niet goed met de ezel. De asno zoals hij hier formeel heet of burro zoals hij genoemd wordt, telt nog maar 60.000 zielen. Een halve eeuw geleden waren dat er een miljoen. Maar ja, toen had de ezel een nuttige functie. Tegenwoordig staan de burros mooi te wezen in landschappelijke weilandjes en kinderboerderijen en worden ze ingezet om gehandicapte kinderen vertrouwd te maken met dierenwarmte. Dan heb je er niet zoveel nodig, natuurlijk. De belangrijkste taak die de ezel nog heeft is een symbolische. De burro is het nationale dier van Catalunya. Heb je een sticker van een ezel achterop je auto, dan laat je je kennen als een heuse Catalaan. Kleeft er een sticker van een stier aan de bumper, dan ben je een door omstandigheden alhier verzeild geraakte Spanjaard. Die stier is overigens het silhouet van de houten stieren van Osborne (de kop omhoog, kloten lekker diep hangend), ooit door de sherrymaker in heel het land neergezet en inmiddels tot beschermd nationaal symbool verklaard, een duidelijk bewijs dat het met de stier van vlees en bloed ook zo lekker niet meer gaat. De burro wordt vereerd om zijn koppige karakter. Komt ergens in de provincie de bevolking tegen de vooruitgang in opstand, dan doet een met zijn achterpoten in de lucht trappende ezel gretig dienst als toonbeeld van het protest. Momenteel is de trappende burro te zien op borden die bezwaar maken tegen de aanleg van een bovengrondse hoogspanningskabel tussen Frankrijk en Spanje. Maar ook tegen rondwegen, golfcourses en vakantiedorpen verzet hij zich graag. De ondergrondse reiziger droomt soms van een ezel. Een lapje grond met een olijfboom en een ezel, dat lijkt hem net wat hij op zijn oude dag nodig heeft. Onverzettelijkheid, dat is toch waar een mens op den duur naar streeft.

donderdag 25 september 2008

Sint Verdoemenis

Terug op de provinciale hoofdweg die hem via Guadalajara ten slotte naar Madrid zou brengen, was de ondergrondse reiziger door een stoffig dorpje gekomen met aan een kale muur een verschoten gevelbord van Cruzcampo. De kerkklok wees een uur aan, een mooi moment voor een vroeg glas bier. In de bar gebeurde nog weinig. De kroegbaas krabde zijn buik en aan het einde van de toog zat een magere jongeman in gedachten verzonken met zijn hoofd te schudden. Hij moest minder afwezig zijn geweest dan hij eruit zag, want zodra de reiziger zijn bier voor zich had kwam de jongeman op hem aflopen. Hij had dik gitzwart haar, teleurgestelde ogen en een bleke puisterige huid. Zijn stem klonk lijzig en opzettelijk zacht, een aangenomen of misschien wel zelf ontwikkeld accent. Herminio Pan, zei hij, in zijn handen wrijvend. Blues, rock, jazz, ik speel het allemaal. Bij dat allemaal krulde een verheugd lachje zijn lippen op. Geen pop? vroeg de ondergrondse reiziger. Herminio schudde zijn hoofd. En la calle, zong hij met een whiskystem, buscando vida en la calle. Ik speel de piano, verklaarde hij. Ik zoek nog een band, maar hier in San Gilipollas heeft niemand het lef om beroemd te worden. De zin leek in al zijn pathetiek recht uit zijn hart te komen. Geroerd bood de reiziger een sigaret aan. Ik ga naar Madrid, zei hij. Madrid is ver, merkte Herminio op. We kunnen er vanavond zijn, zei de ondergrondse reiziger. Het was even stil. Herminio Pan, blues, rock, jazz, géén pop, danste op zijn benen en maakte begeleidende zwaaibewegingen met zijn armen. Alsof hij achter een orgeltje staat, viel de reiziger in. Veel muzikanten in Madrid, voedde hij. Herminio lachte ongelovig. In verwarring schudde hij zijn dikke haar heen en weer. Ik ga naar Madrid, zei hij voor zich uit en daarna, terwijl hij zich op de borst klopte, tot de barman: Herminio Pan gaat naar Madrid. De kastelein schudde bijna onmerkbaar het hoofd. Maar Herminio Pan leek in de ondergrondse reiziger de juiste aanjager te hebben gevonden. Ik doe het echt, zei hij, ik ga naar Madrid. Ik wil over een half uurtje verder, zei de reiziger. Na een door de ondergrondse reiziger niet verwachte en niet helemaal lekker beantwoorde high-five verliet Herminio het etablissement om zijn boeltje bij elkaar te zoeken. Die komt niet terug, merkte de kroegbaas op. Hij schrikt zich rot om wat hij nou weer heeft uitgekraamd en hij verstopt zich onder z’n bed tot jij bent doorgereden. De reiziger glimlachte dun. Maar toen hij even later de bulderende hitte van de hoofdstraat instapte, zag hij naast zijn gebutste bruine Seat Ibiza de magere gestalte van Herminio Pan. Over diens schouder hing een halflege sporttas en naast hem stond een bloempot met daarin een manshoge marihuanaplant.

maandag 22 september 2008

Gotspe

Elkaar in het vaarwater zitten blijft voor veel politici het hoogste doel van hun professie, wat er ook zij van de gevolgen voor de door hen vertegenwoordigde burgers. Een sterk staaltje viel afgelopen week te bewonderen in Valencia, waar de volkspartij sinds jaar en dag de scepter zwaait. Ter introductie: een jaar geleden kwam de regering op de proppen met een nieuw vak voor de middelbare school, educación para la ciudadanía, een mengeling van maatschappijleer en openbare gedragsregels. Daar was behoefte aan, vond de arbeiderspartij. De overkant was het er niet mee eens. De kerk vroeg zich af waar de regering het lef vandaan haalde zich met gezinstaken te bemoeien, een standpunt dat zo glorieus hypocriet is dat ik weiger uit te leggen waarom, en in Madrid verdomde de volkspartij botweg het vak in te voeren. Onze leerlingen vertellen dat ze moderne burgers moeten worden? Doen wij niet aan, einde discussie. In Valencia, altijd gereed om van twee walletjes te eten, komen ze nu met een oplossing die met een stalen gezicht als een serieus alternatief voor de zelf opgeworpen problemen wordt gepresenteerd. Op een handvol scholen in Valencia wordt burgerschapskunde vanaf heden in het Engels aangeboden. Men moet het nodeloze met het onaangename verenigen, zullen ze gedacht hebben. Tien werkloze docenten filosofie en geschiedenis zijn bereid gevonden er wat moois van te maken. Ze worden gesecondeerd door een docent Engels die moet voorkomen dat er per ongeluk Spaans wordt gesproken. Twintig mensen hebben een baan toegeworpen gekregen louter om de nationale overheid te kakken te zetten. En de leerlingen. Daar nemen wij ons petje voor af.

zaterdag 20 september 2008

Volver

De ondergrondse reiziger was op weg naar Madrid van de vaste route afgeweken om van het onveranderlijke landschap te kunnen genieten. Het duurde niet lang of hij was de weg kwijt. De zon wees weliswaar waar hij ongeveer heen moest, maar in die richting doemde een onneembare rotswand op waarachter overigens de koperen ploert druk bezig was te verdwijnen. Gevoelens van ongemak maakten zich van de reiziger meester. Toen zag hij in de verte een stofwolk. Een bestelauto reed naar een verdwijnpunt. De ondergrondse reiziger besloot de wagen te volgen. Een half uur later arriveerde hij bij een armzalige verzameling stenen hutten waar wel tweehonderd mensen, jong en oud, in opperbeste stemming bezig waren de inhoud van de bestelauto naar lange tafels te brengen. Er was wijn, fruit, brood, tortillas, olijven, olie, kaas en worst. Het leek wel een operavoorstelling van het soort dat in Fellinifilms voorbijtrok, vertelt de reiziger. Wat deden al die mensen hier? Die pasten met zijn allen toch nooit in die paar boerenhoeven? Zijn verloren indruk bezorgde de ondergrondse reiziger een uitnodiging aan tafel, waar hij het zich dankbaar liet smaken. Het was hem opgevallen hoe iedereen op elkaar leek. We zijn allemaal familie, zei zijn buurvrouw, elke zomer komen we hier. Onze pueblo. Om wat te doen? wilde de reiziger weten. Wat we nu doen: eten en drinken en weg uit de stad zijn, en mi pueblo. De reiziger knikte. Ze waren opgegroeid in de stad, in Madrid of Barcelona of Bilboa, waar hun ouders en grootouders waren heengegaan. ’s Winters woonden hier dertig mensen. Ook de aanhang, de zwagers en de schoonzussen, kwamen enthousiast mee. Het weer in Spanje is te mooi om binnen te blijven, overwoog de ondergrondse reiziger, zo is de mediterranee. We wonen in de stad omdat het praktisch is en we wonen bovenop elkaar, want da’s nog praktischer, maar als het even kan zoekt iedereen zijn eigen open plekje.

donderdag 18 september 2008

Stress

Net als vorig jaar zijn na een schijnbaar eindeloze vakantie de scholen toch weer begonnen. Toen ik de kindertjes door de poort het schoolplein zag opgaan, schoot de zinsnede “het kon niet maar het gebeurde toch”, titel van een mythische documentairereeks over ogenschijnlijk onmogelijke gebeurtenissen, door mijn hoofd. Was het heus waar wat zich voor mijn ogen afspeelde? Heel andere gevoelens worden ons door de reclame aangepraat. Daarin zien we een slanke, succesvolle moeder al na een dag bezwijken onder de teruggekeerde stress van hard werken, door de file naar school snellen en thuis alles volmaakt in orde hebben. Gelukkig is er dan een probaat middel in een handig klein wegwerpflesje. Gauw een teugje en de verpakking in het milieu keilen en je kunt er weer tegenaan. Nu is het waar dat de scholen ieder jaar opnieuw met stressverhogende veranderingen komen. Verandering namelijk staat gelijk aan stress. Het kost grote moeite om alle agenda’s op elkaar aangepast te krijgen en dus is er niets vreselijkers dan verandering. Onderwijsvernieuwingen zijn de ergst denkbare straf voor hardwerkende ouders. Mag het alsjeblieft altijd blijven zoals het is? De eerste schoolweek is een slopende opeenstapeling van tegenstrijdige emoties, van opluchting om de teruggekeerde regelmaat en van vrees dat de nieuwe roosters niet aansluiten. Uiteindelijk komt alles op zijn pootjes terecht, maar op de eerste vrijdag is er niets heerlijkers denkbaar dan een fijne mentale ontsnapping. Aangezien de reiziger niet zo’n fan is van plestik in de bosjes werpen, neemt hij zijn toevlucht tot andere, groenere middelen.

dinsdag 16 september 2008

Surrealistisch

Humor heeft soms een uitgestoken handje van het toeval nodig, of van de werkelijkheid, maar dat is hetzelfde want de werkelijkheid wordt, anders dan de humor, door het toeval gestuurd. Dat de FC Barcelona uitgerekend tegen een Poolse voetbalclub toegang tot de champions league moest zien af te dwingen, was een godsgeschenk voor de makers van het satirische, hier al vaker ter sprake gebrachte tv-programma Polonia. Konden ze eindelijk hun niet erg succesvolle off-spin over voetbalzaken, destijds Varsovia genoemd (je weet wel, de hoofdstad van Polonia, en als je het op zijn Spaans met een B uitspreekt, Barsobia, dan is het verband met ons geliefde Barça onontkoombaar) nieuw leven in blazen. Barça speelde in augustus tegen Wisla Krakau, hier Visla Krakovia geheten, dus daar hoefde maar een C aan toegevoegd te worden om er Krack – lees: crack – ovia van te maken. Krackovia. Leuk, hè? Ook de tweede keer wil het niet vlotten met de voetbalhumor. Lastig onderwerp, natuurlijk. Wat is er nou zo grappig aan voetbal? Ja, je kunt een bekende voetballer nadoen, maar vaak zijn hun persoonlijkheden zo plat dat een typetje na drie grollen wel is uitgewerkt. Voetbal is leuk en soms is het spannend, maar om te lachen is het zelden. Leermoment van deze uitzending: surrealista blijkt een scheldwoord te zijn. Een surrealist, dat is iemand die op verdachte wijze in parallelle werkelijkheden bivakkeert. Zo hoor je nog eens wat.

zondag 14 september 2008

Nieuw begin

Terug van een verblijf in Nederland liep ik van de week de ondergrondse reiziger tegen het lijf in, waar kan het ook anders, de metro. We zagen elkaar op het perron van Diagonal (blauwe lijn), waar ik uitstapte en hij wilde instappen. Ik vroeg waarom hij niet meer langs kwam om over zijn avonturen te vertellen. Zijn laatste bijdrage was alweer zes weken oud. Zelf maak ik weinig opwindends mee. Geld verdienen en voor de kinderen zorgen, hoe lang kun je daar over schrijven? De reiziger lachte meewarig. Hij had ook niet veel te zeggen, bedoelde hij. Hij was wel uitgepraat over wat er zo bijzonder is aan Barcelona. Hij kwam ondergronds steeds vaker dezelfde koppen en dezelfde verhalen tegen, leek het. Ik kan toch niet eeuwig op een geinige manier oud nieuws herkauwen? vond de reiziger. Ik was dat om zakelijke redenen niet met hem eens. Je vertelt er altijd aardig over en mijn pen maakt er prettig leesbare stukjes van, vleide ik. De ondergrondse reiziger hiklachte minachtend. Wist ik niks beters te verzinnen? Ik zag dat zijn uitnodiging gemeend was, dat hij om zo te zeggen het spelelement serieus nam, en accepteerde het aanbod. Om te beginnen troonde ik hem mee naar een ondergrondse bar ter grootte van een krap bemeten klerenkast, waar ik de biertjes vrijelijk liet aanrukken. Wou hij er een zuur visje bij? Vervolgens sprak ik in bewonderende woorden over zijn moed om zich op enigszins gevorderde leeftijd zonder duidelijke reden of aanleiding in een vreemde stad te vestigen. De reiziger wimpelde mijn weëe praatjes af. Stelt niks voor, bromde hij. Ik lachte stilletjes, want ik had zijn opwinding te pakken. Maak het wat persoonlijker, adviseerde ik. Hoe is het om in een ander land te gaan wonen? Lukt het integreren een beetje? Of is aanpassen een mythe om bange burgers te paaien? Vertel me dat. Je hoeft niet boos te zijn. Het mag luchtig. En als er iets opmerkelijks gebeurt, als heel het land over ons praat, dan kunnen we het er altijd nog over hebben. We houden die onduidelijke mix erin. Licht aangeslagen door het vroege bier stemde de ondergrondse reiziger toe. Maar niet elke dag, bracht hij uit, elke dag red ik niet. Om de dag is prima, lachte ik. Ik trok mijn notitieboek tevoorschijn. Zullen we dan beginnen? Dinsdag, prevelde reiziger, geef me tot dinsdag. Is goed, juichte ik, dinsdag dan.

woensdag 6 augustus 2008

Darling

Alweer een tijdje geleden meldde de prettig leesbare gratis dagelijkse krant ADN (Spaans voor dna) dat Darling Vélez Salazar haar voornaam houden mag. De burgerlijke stand van Madrid had geweigerd deze volwassen vrouw, nieuw in het land maar in het bezit van de Spaanse nationaliteit, onder de naam Darling in te schrijven. In Spanje heten we geen darling, vond men in Madrid. Of ze er maar eentje wilde kiezen uit de heiligenkalender. Dat verdomde Darling. Ze bekloeg zich bij het ministerie van Justitie en dat gaf haar gelijk. Het directoraat-generaal van de registers en het notariaat oordeelde dat Darling als een fantasienaam moet worden opgevat en fantasienamen zijn, mits ze de goede zeden niet in twijfel plaatsen, geoorloofd. Vrouwen mogen tegenwoordig dus Darling heten in Spanje. Dat is nieuws. Spanje is een katholiek land, zeg maar gerust een oerkatholiek land. Het werd ooit gevormd door het huwelijk tussen de vrome Ferdinand van Aragon en de al even godsdienstige Isabel van Castillië. Samen besloten zij de ongelovigen (lees: de moslims en de joden) van het Iberisch schiereiland te verdrijven. De heilige inquisitie met zijn gedwongen bekeringen en ketterverbrandingen is de motor achter de Spaanse eenheidsstaat. Door de eeuwen hebben Spaanse kinderen luisterrijke katholieke namen gekregen, vooral de meisjes. Overwinning der engelen, maagd van de pilaar, onbevlekte ontvangenis, Maria beschermvrouwe, Maria tenhemelopneming, Maria lijdster, Maria vleeswording, Maria dankbaarheid, Maria devotie, eenzaamheid, Maria troosteres, heilige bron, wonderen, Maria loutering, drievuldigheid en uiteraard engeltje, ook in mannelijke vorm voorkomend. Je kunt het zo gek niet bedenken, of het is hier al eens bedacht. De draagsters van deze namen raken inmiddels op leeftijd. Tegenwoordig zijn heidense namen als Ana, Monica, Lucia en Paula populair. Ook erg gewild zijn Baskische namen, zoals Ainhoa en Itziar en Izaskun; voor de jongens Iker en Unai en Aitor. España valt steeds verder van haar geloof.

dinsdag 5 augustus 2008

Heel erg warm

Ook en plena crisis económica is een hittegolf het belangrijkste zomernieuws. Aan de kust valt het met een dikke dertig reuze mee, maar in la Mancha zuchten ze onder een bel Saharalucht die de temperatuur tot boven de veertig graden opjaagt. De reiziger was een keer bij zulk weer in die contreien. Hij was per bus onderweg van Alicante naar Madrid. Het betrof een keurige, van alle gemakken voorziene touringcar met televisie en airconditioning. De tv vertoonde een film die ook zonder kennis van de taal uitstekend te volgen viel en de airconditioning stond zoals overal in dit land op vol vermogen. Eerste voorzichtig hoogtepunt van wat een onopvallend tochtje beloofde te worden was de woestijnstad Albacete, meer precies het verkeersbord aan de rand van de bebouwde kom waarop Madrid stond aangegeven. Daaronder had een vertwijfelde geest met spuitverf geschreven: 5000 km. Zo voelt het blijkbaar om in Albacete te wonen. Het tweede hoogtepunt zou een kookpunt zijn. Terwijl we door stoffige vlakten met hier en daar oase-achtige tuinbouwgebiedjes reden, sloeg de kilte aan boord langzaam om in groeiende hitte. De airconditioning produceerde warmte in plaats van koude. Het werd geleidelijk om te stikken en voorzichtig morren sloeg al gauw in luidkeelse bezwaren om. De buschauffeur draaide aan de knoppen wat hij kon, maar niets hielp. Terwijl het buiten veertig plus was, zaten wij binnen bij een loeiende kachel. Of dat ding niet uit kon? Nee, dat kon niet, want dan raakte de motor oververhit en dan stonden we straks stil langs de weg en dat wou toch ook niemand. Er zat niets anders op dan door doorkachelen met de dakluiken open, in de hoop dat de aldus opgewekte lauwe bries verstikking nog net zou weten te voorkomen. Toen wij ten slotte laat in de avond bij het busstation in de hoofdstad arriveerden, beleefde ik de wonderlijke sensatie om een aangename koelte van zesendertig graden Celsius in te stappen. Het duurde overigens niet lang.

maandag 4 augustus 2008

Kleine sporten

Grond is hier schaars en dus duur en daarom zie je hier niet overal voetbalvelden liggen waar mannen tot diep in de vijftig met dikke buiken en roodaangelopen koppen op zaterdagmiddag de hartaanval nog even uitstellen of juist dichterbij halen. Een alternatief voor wie niet van ophouden weet is zeven tegen zeven op een kunstgrasveldje. Een soort zaalvoetbal zonder dak, dat minder ruimte vreet. Ook het hockey heeft zijn eigen grootsteedse variant. Veldhockey is de sport van de voorsteden achter de berg, van Terrassa en Sabadell, waar ruimte nog enigszins betaalbaar is. Hier doen we het met hockey patines. In het Nederlands heet het rolhockey en klinkt het als gehandicaptensport, maar dat is het niet. Het is ijshockey op rolschaatsen, van die ouderwetse vierwielige waar je goed op kunt draaien. De TV zendt soms een wedstrijd uit. Net als op ijs beperken de schaatsen de wendbaarheid en net als op ijs staat daar extra snelheid tegenover. Het is allemaal net wat minder ruig en flitsend dan ijshockey en per saldo blijf je achter met het idee niet naar de meest efficiënte manier van doelpunten maken te hebben gekeken, maar het is aardig om te zien en als voormalig veld- en zaalhockeyer kan de reiziger goed begrijpen wat er de lol van is. Meer nog dan veldhockey is hockey patines een strict lokale aangelegenheid. De finale van de Europacup was een Catalaans onderonsje en aan de open (Zuid-) Amerikaanse kampioenschappen deed het nationale team van Catalunya mee. Kijk, als er geen concurrentie is, dan mag Catalunya zich plotseling wel als eenheid presenteren. Uiteindelijk werd in de finale van gastland Argentinië verloren. Geen slecht resultaat, voor wie het interesseren mag.

zaterdag 2 augustus 2008

De verpletterende werkelijkheid

Dat de Eixample met zijn haaks op elkaar staande eenrichtingsverkeerstraten een genot is om doorheen te rijden, schreef ik al eens. Dat betekent niet dat het hier overal feest is. In de heuvelopwaarts gelegen wijken is autorijden een regelrechte verschrikking. Daarmee werd de reiziger gisterochtend weer eens geconfronteerd. Hij was door een van zijn banken uitgenodigd om een praatje te komen maken - vermoedelijk een geheel gratis advies om middels een bodemlozeputconstructie alvast een deel van het aanstaande bankfaillissement op zich te nemen - en omdat de auto dringend aan een schoonmaakbeurt toe was besloot hij er via de wasserette met het vehikel naartoe te gaan. Zo belandde de reiziger op de ringweg, alwaar hem de schitterende gedachte inviel om een afrit eerder te nemen en vervolgens naar eigen inzicht zijn bestemming te zoeken en al doende weer een stukje stad te leren kennen. Het bleek behalve een schitterende ook een heel onverstandige gedachte. Om te beginnen belandde hij in een laan zonder zijstraten met daarin een file die niet voor- of achteruit ging. Dat was met open raampjes en een muziekje nog net te doen. Dat vervolgens de stoplichten speciaal bleken afgesteld om de reiziger op de proef te stellen, deed zijn geduld geen goed. De afspraak was inmiddels over dertig seconden en het reisdoel was nog lang niet gelokaliseerd, laat staan in zicht. Maar goed, linksaf nodigde een fraaie avenue met weinig stoplichten de reiziger uit zijn ziel te komen masseren. Wat de avenue er niet bij zei was dat hij even verderop zonder waarschuwing onder de weg waar hij zijn moest werd doorgeleid. Hoezo hier geen oprit? Terug maar weer en een andere route proberen, een die in elk geval min of meer de goede richting uit ging. Meer min dan meer, uiteraard. Afijn, het crescendo is duidelijk. Het werd steeds later en het werd steeds heter en onze reiziger werd steeds bozer. En toen hij er eindelijk was, zijn afspraak allang verlopen, toen kon hij geen parkeerplek vinden. Moest hij dubbel parkeren met alle risico van een bon of zelfs te worden weggesleept, alleen maar om te worden aangeraden zijn laatste geld in waardeloos geld te investeren? Dat leek hem per saldo de gok niet waard. En zo keerde de reiziger verslagen huiswaarts, verpletterd door de werkelijkheid, maar wel een ervaring rijker. Mijd de wijk.

vrijdag 1 augustus 2008

Exposure

Voor de tijdens de hondsdagen snel tot oververhitting leidende morele verontwaardiging zorgt deze week Lluís Suñé, gemeenteraadslid in Torredembarra, provincie Tarragona, namens het linkse splinterpartijtje verenigd en alternatief links. Suñé had op zijn weblog een zelfgefabriekte poster geplaatst, opgebouwd uit een foto van twee verweesd kijkende kinderen met daaroverheen de tekst: Extremadura needs you, adopteer een kind uit Extremadura voor 1000 euro per maand. Zoals uit de kleine lettertjes op de afbeelding bleek, was de aanleiding voor deze schertsend bedoelde oproep de mededeling van het ministerie van Financiën een week eerder dat Catalunya per saldo Extremadura en andere noodruftige regio’s subsidieert. Dat is trouwens een publiek geheim en daar maken sommigen zich druk om terwijl anderen het prima vinden. Nu Suñé zich laat kennen als iemand die graag de draak steekt met de solidariteit tussen de regio’s, krijgt hij de wind van voren van zijn linkse broeders uit de rest van het land. De hoogste linkse baas van Extremadura, Pedro Escobar, heeft zijn bloedbroeders van GroenLinks Catalunya dringend verzocht de banden met Suñé’s partijtje te verbreken, want hoewel het formeel is toegestaan om nationalistisch en afscheidingsbelust te zijn, is zoiets onverenigbaar met het linkse gedachtengoed. Een aanklacht wegens smaad sloot Escobar desgevraagd uit, want hij ziet niet graag dat “deze sinjeur op onze kosten beroemdheid verwerft”. Zoals dat in de openbaarheid gaat, heeft Lluís Suñé inmiddels zijn excuses aangeboden voor zijn “ongelukkige uitlatingen”. Ach ja. Het voorval biedt in elk geval politici van alle gezindten de kans om stikkend van verontwaardiging met hun kop op tv te verschijnen. Zo midden in de komkommertijd, die ook in plena crisis económica gewoon zijn jaarlijkse beslag krijgt, is dat geen uitgemaakte zaak. Lluís Suñé wordt hartelijk bedankt.

donderdag 31 juli 2008

Dertig

Het gebruik van chloor in de schoonmaak is hier nog heel algemeen. Ik heb een benedenbuurvrouw (die ik van schoonmaakwoede verdenk) die wekelijks haar binnenplaatsje en haar balkon een frisse chloorbeurt geeft, waardoor bij mij de ogen beginnen te tranen en mijn plantjes amechtig om genade smeken. Ook de entree van onze flat krijgt van de concierge regelmatig een pittig sopje. De status die chloor hier kennelijk heeft als betrouwbare en effectieve vuilbestrijder zal veel te maken hebben met de wijze waarop het spul wordt verkocht, namelijk als een chloorzoutoplossing, hier lejía geheten, in jerrycans van bij voorkeur vijf liter met daarop de aanbeveling dat een paar druppeltjes uw kraanwater veilig drinkbaar maken, mevrouw. Als bleek blijkbaar goed is voor het lichaam, hoe zal het dan de omgeving schade toebrengen? De gebruikers van deze dunne glorix zijn in meerderheid vrouwen van de generaties die zich nooit met iets anders dan het huishouden hebben beziggehouden, een gestaag ouder wordende maar voorlopig nog nauwelijks in omvang slinkende groep. Hoewel in theorie voldoende van hen de kans hadden hun leven een wending te geven, was in de praktijk het dagelijks bestaan te sterk met de ouderwetse manvrouwverhouding doordesemd om de overstap naar de nieuwe tijd aan te durven. Zoals overal waar de maatschappelijke ordening drastisch omver is geworpen, is dertig een cruciale leeftijdsgrens gebleken. De jongeren waren flexibel genoeg om zich de nieuwe werkelijkheid eigen te maken, voor wie ouder was kwam de omwenteling te laat. Dertig jaar, het is uiteraard de gevoelde leeftijd, voor sommigen komt die pas na hun veertigste terwijl anderen er al op hun twintigste aan toe zijn, maar hoe dan ook is het een opmerkelijk harde grens. Ga maar kijken, overal waar de ene werkelijkheid door de andere is vervangen, en vergeet niet, als straks de consumptiemaatschappij niet meer bestaat kun je je maar beter twintigplus voelen.

woensdag 30 juli 2008

Alleen

Iedere vrijdagavond nemen tienduizenden Barcelonezen de wijk haar hun tweede huisje in de bergen of aan zee. Ik heb die wekelijkse vlucht de eerste jaren van mijn verblijf hier nogal vreemd gevonden, een tikje overdreven in elk geval. Je woont toch ergens omdat je daar woont en de stad heeft evidente voordelen boven het platteland. Alles is op loopafstand te vinden en als je wat verder moet is er het openbaar vervoer. Kom daar eens om in een dorp. Dat dwingt je om voor het minste of geringste de auto te pakken. Heb jij de sleutels gezien, schat? De stad zou meer moeten zijn dan de plek waar je je brood verdient. Maar toen ik na een korte vakantie op Menorca voor het eerst weer de binnenstad inging voor enkele affaires en aankopen, begreep ik de drang naar buiten opeens wat beter. Het valt niet te ontkennen dat we hier boven op elkaars lip zitten. Je bent in deze stad altijd en overal door mensen omgeven. Nooit is het leeg of stil. Waar je ook komt, je voelt de aanwezigheid van lotgenoten. Je voelt hun lijfelijke warmte, je voelt hun onrust, hun frustraties, hun gedachten. Hoe goed de Barcelonezen ook geleerd hebben om langs elkaar heen te leven, om zich niets van elkaars behoeften en verlangens aan te trekken, toch zijn ze zich voortdurend van elkaars nabijheid bewust. Het is onmogelijk om hier alleen te zijn, daarvoor is het simpelweg te druk. Alleen thuis in je eigen krapbemeten flatje kun je de illusie koesteren dat er verder niemand is. Zo gauw je de straat op gaat, deel je de atmosfeer met vele duizenden anderen. Overal ben je door hoge gevels omgeven, nergens vind je open ruimte of leegte of zelfs maar tijdelijke stilte. De weinige parken en plantsoenen zijn altijd vol. Vol, zo is het hier, van een heel andere orde dan ik gewend was. Na mij er uit nieuwsgierigheid en wellust aan te hebben overgegeven, voel ik inmiddels een zekere verzadiging. Ik wil ook wel eens naar buiten. Als een echte Barcelonees.

dinsdag 29 juli 2008

Fruitvliegjes

Om in Menorca te komen namen we op het pleintje om de hoek de metro die ons rechtstreeks naar halte Drassanes aan de voet van het standbeeld van Colon bracht. Zijn fier wijzende arm volgend kwamen we na tweehonderd meter lopen bij de kade waar de speedboat naar Ciutadella vertrok. Het was een tamelijk grote speedboat, met ruimte voor vijfhonderd passagiers plus een rijtje personenauto’s en vrachtwagens. Bij een gangetje van 35 knopen zou het schip er vier uur over doen, beloofde de dienstregeling. Die wordt eigenlijk nooit waargemaakt. Vijf uur is een reëlere inschatting, zeker als een allerlichtste zeegang een volle plané al onmogelijk maakt. Aan boord van de Ramon Llull (joej, niet lul), vernoemd naar de eerste grote schrijver en taalschepper van het Catalaans, die leefde van 1232 tot 1315, heerste een ijzige koude. Het was er letterlijk om te vriezen. Nadat de aanvankelijke ergernis in berusting was weggezonken, volgde het begrip. De deining wiegde het schip heen en weer en soms, als zee en schuit even niet op dezelfde golflengte zaten, volgde er een duik voorover. Her en der werden de eerste spuugzakjes uit het opbergvak in de stoel voor u gehaald en met de nodige onsmakelijke geluiden gevuld. Stel dat het aan boord 25 graden was geweest, zoals de norm aan land deze zomer voorschrijft, welk een weeë lucht zou dan de atmosfeer hebben doortrokken en hoeveel passagiers zouden dan niet het laatste verzet tegen de misselijkheid hebben moeten opgeven. Nu zaten de reizigers als een stel onderkoelde fruitvliegjes te wachten tot ze aan de overkant terug de hitte en het leven in mochten stappen (en als ze in de tussentijd aan een bestuivingsexperiment waren onderworpen, dan zouden ze te zwak zijn geweest om daar bezwaar tegen te maken). Een disneyfilm hield ondertussen het laatste restje hersenactiviteit in bedwang. Op de terugweg was de zee blak als een spiegel en inderdaad was de temperatuur een stuk aangenamer. De disneyfilm, voor wat hoort wat, wekte deze keer beduidend meer ergernis op.

maandag 28 juli 2008

2010

De sjieke kant van Menorca is zonder enige twijfel de westkust, met als stralend middelpunt het stadje Ciutadella. Het eerste wat bij binnenkomst opvalt is het ouderwetse straatbeeld. Nergens in de goeddeels autovrije binnenstad vind je schreeuwerige reclames of dito troepen toeristen. Hoewel het er als overal is vergeven van de aankopende wandelaars, gaat het er gemoedelijk en beminnelijk aan toe en kun je op je gemak de goed onderhouden zandstenen woonhuizen en kerkjes bekijken. Een rol hierin spelen de terrasstoelen die bij gemeentelijke verordening in hout en linnen zijn uitgevoerd en voor het gemak allemaal hetzelfde model regisseursstoeltje zijn. Die vreselijke uit een stuk gestanste plastic kuipen zie je nergens. Na een uurtje rondlopen valt op dat de talloze kunstnijverheidswinkeltjes in meerderheid mooie spullen verkopen. De Balearen waren altijd al een toevluchtsoord voor artistiekelingen en zoals overal is het niet iedereen gegeven om met Kunst een boterham te verdienen. Het gebruikelijke alternatief, geinige serviesjes en gordijnen ontwerpen, heeft in Ciutadella tot verrassende kwaliteit geleid. Een specialiteit van de stad is leerbewerking. De avarcas, leren en suède slippers, zijn in heel Spanje een begrip. Ook schoenen, jassen, tassen en riemen zijn bijzonder smaakvol en trendsettend ontworpen en met zorg en aandacht in eigen omgeving vervaardigd. Boodschappen doen, niet de favoriete bezigheid van de reiziger, wordt hier zowaar een aangenaam tijdverdrijf dat hooguit de bankrekening bezuurt. Uit eten gaan is al even prettig. Wie er een neus voor heeft, vindt een keur aan uitstekende restaurants met moderne mediterrane keukens die nauwelijks onderdoen voor wat er in het rijk voorziene Barcelona aan culinaire genoegens is te beleven. Ciutadella is klein. Je loopt er zo doorheen. Aan de rand worden steeds meer braakliggende perceeltjes in vrijstaande woningen met een erfje omgezet. In het centrum staat een groot aantal panden te koop. Voor binnenkort te pensioneren hippies is Menorca een ideale plek om de levensdagen te slijten. Rust, ruimte, frisse lucht en een blijmoedig uitgedragen geloof in schoonheid als leidend principe voor het menselijk handelen, het is hier allemaal aanwezig. Wees er snel bij.