maandag 17 november 2008

Mammon

Op de sprookjesachtige topontmoeting van afgelopen weekeinde in Washington was ook onze eigen José Luis Rodriguez Zapatero aanwezig. Daaraan was een zware lobby voorafgegaan. Spanje valt net buiten de G8 en hoort evenmin bij de G20. Hoewel er aanleiding is om Spanje een preferente behandeling te geven aangezien het land voor veel Latijns-Amerikaanse landen nog altijd de poort naar het Westen is en de VS sinds jaar en dag een warme belangstelling voor hun achtertuin aan de dag leggen, had gastheer George Bush overduidelijk geen trek om voor Zapatero een plekje aan tafel in te ruimen. Hier te lande werd er lustig op gespeculeerd dat de Spaanse terugtrekking uit Irak vier jaar geleden de voornaamste oorzaak van die onwil was. De pogingen van onze presidente del gobierno om toch aan het banket van Mammon te verschijnen werden ondertussen met medelijden en hoon becommentarieerd. Dat zou ons onder Aznar niet zijn gebeurd, merkte de Volkspartij niet ten onrechte op. Aznar was immers goede maatjes met George Bush. Om samen met W op de foto te mogen stuurde hij maar al te graag zijn leger de woestijn in. Gelukkig was er dan Nicolas Sarkozy om ZP voor gezichtsverlies te behoeden. Met Sarkozy zijn we dikke maatjes. Opeens vangt de Franse politie de ene etarra na de andere (gisteren nog topman Txeroki) en de kandidatuur van Barcelona als zetel voor de door Sarkozy geïnitieerde Unie van de Mediterrannee is door Frankrijk krachtig gesteund. En nu mocht Zapatero dan de momenteel door Frankrijk beheerde EU-zetel aan de borreltafel innemen. Dat de Nederlandse premier JP Balkenende opeens ook aanschoof was na alle inspanning en moeite trouwens een beetje een afknapper. Zo bijzonder waren we blijkbaar ook weer niet. Maar goed, het belangrijkst waren uiteraard niet de poppetjes als wel de schitterende beloften. Daar hebben me deze heren van wie sommigen elkaars bloed wel kunnen drinken niet minder dan unaniem tot een krachtige aanpak besloten die ons arme consumenten van de ondergang gaat redden. Het is te mooi om waar te zijn en dat is het dan ook niet. Wat is afgesproken is dat de rest van de wereld de Amerikaanse economie blijft steunen door via export naar het land van de onstilbare honger waardeloze dollars te blijven kopen. Dat daarmee heel de wereld mee de recessie in wordt gezogen nemen we maar voor lief. Het zal de heren regeringsleiders nauwelijks raken tenslotte. Wij burgers mogen het gelag betalen. Dat is geen nieuws. Wel nieuws is misschien dat niemand tegen was, zelfs Lula niet. Geen enkel volk kan zijn leiders nog vertrouwen. Gefeliciteerd maar weer.

zondag 16 november 2008

Pragtweik

Voordat Poble Nou in verval raakte was het een dichtbevolkte arbeiderswijk waar hard gewerkt werd voor het dagelijks brood. Om de paar blokken stond een fabriek met een hoge, roetblazende schoorsteen in het hart van de buurt. Dit was ver weg van de gelijkvormige Eixample waar de nette burgers woonden. Toen de fabrieken groter werden trokken ze naar buiten en namen de woningbouw met zich mee. In l’Hospitalet en Santa Coloma, net over de gemeentegrenzen, verrezen nieuwe wijken waar nieuwe immigranten, uit Andalucía en Extremadura vooral, kwamen wonen. Poble Nou verviel tot armoe. Wie kon verliet de buurt, daarmee het proces versnellend. De openvallende plekken werden als eerste door allerhande negosie van wisselend alooi ingenomen en toen op dat gebied meer mogelijk was door krakers. Op een enkele plek bleef de oude structuur fier overeind en soms vonden de generaties elkaar in gezamenlijke interesse, waardoor spontane stadsvernieuwingsprojecten ontstonden. Dit is klassieke stadsgeschiedenis die je overal in Europa tegenkomt. Toen Barcelona de Olympische Spelen wilde wierp de stad voor het eerst een blik op de sinds zijn ontstaan verguisde wijk. Er werden plannen voor complete herontwikkeling gesmeed. Omdat het lot besloot de stad weer eens een plek onder de zon te geven en omdat de Barcelonezen haarfijn aanvoelden waartoe dat kon leiden, is twintig jaar later de omschakeling naar een yuppenwijk met gemengd profiel op een haar na voltooid. De laatste bouwprojecten staan in de steiger, een positie die ze als het tegenzit nog wel even zullen aannemen. De crisis zou de redding kunnen zijn van Can Ricart, een fabrieksterrein van vier blokken groot dat de gemeente na hevig volksverzet nog altijd niet heeft durven platgooien. Caixafórum nam stelling in het debat door een film te laten zien over de strijd tussen bewoners en gebruikers van het minidorpje aan de ene kant en de planologen met hun grootstedelijke vergezichten aan de andere kant. Zoals altijd wijken beide partijen geen duimbreed en zoals meestal zal geld de doorslag geven. Is dat voorhanden, dan volgt de ingreep. Is het op, dan is redding mogelijk.

woensdag 12 november 2008

Ronda

Het crisiswijf zat middenin haar eigen crises, dat was waar, ze rolde zolang als haar omgeving kon heugen van de ene in de andere, maar ze had misschien wel daarom een bijzondere gevoeligheid ontwikkeld voor die gezamenlijke maatschappijbrede depressies en paniekaanvallen die crisis of hysterie of, als men de werkelijkheid nog even niet onder ogen wenst te zien, een moeilijke dag voor de beurzen worden genoemd. Ze sprak erover terwijl de ondergrondse reiziger haar cabriolet door de nacht stuurde en zij met groeiende loslippigheid haar glas wijn naar hem hief. Ik voel de vermoeidheid die van ons Spanjaarden bezit heeft genomen, zei Rocío ernstig. We hebben zolang op een bel van geluk geleefd; de bouwbubbel was aan ons optimisme te danken, aan dat eeuwige geloof dat morgen alles beter zal zijn, dat geloof dat ons doet dansen in de straten terwijl de oogst op het veld staat te verrotten. Ze giechelde en liet haar lange nagels over de in hagelnieuwe spijkerstof gestoken dij van de reiziger omhoog gaan. Mooie zinnen maak ik, hè? Heel mooi, knikte de ondergrondse. Ze reden binnendoor over Ronda, over slingerende stikduistere bergwegen, omdat de nachtlucht volgens Rocío nergens zo heerlijk was als hier. De reiziger veronderstelde dat ze de verlatenheid graag aangreep om hem tot een volgende inspanning te verleiden. Wij Spanjaarden, we zijn zo moe, vervolgde Rocío. We hebben zo ons best gedaan om het beter te krijgen, ieder jaar beter dan het vorige en dat al dertig jaar lang, in sommige opzichten al vijftig jaar lang. En al werd het steeds moeilijker omdat er telkens minder mogelijkheden op vooruitgang overbleven, toch gingen we voort op die schitterende weg. Zelfs de Volkspartij hield ons niet tegen. Ons geloof in morgen werd iedere ochtend bewaarheid. Maar nu kunnen we niet meer. We zijn op, de rek is eruit. Alles is duur en ingewikkeld geworden. Nu willen we rust, we willen moe zijn. We willen het niet langer beter hebben, we willen weer arm zijn en worst eten. En hoe weet jij dat? vroeg de ondergrondse reiziger. Dat voel ik, antwoordde Rocío. Ik voel het in mijn hart, in mijn darmen, in mijn ziel. Ik voel het bloed van el pueblo español. En jijzelf, vroeg de reiziger, wil jij ook weer arm zijn? Ben jij ook moe? Rocío schaterde het uit. Haar hand rustte nu vol op zijn kruis, dat inmiddels een gezellige bobbel te zien gaf. Arm zal ik in dit leven wel niet meer worden, lachte ze, en moe, dat kan ik beter aan jou vragen. De reiziger was uiteraard doodop. Op zijn leeftijd zat hij niet op een tweede achtereenvolgende doorwaakte nacht te wachten, maar ja, hij speelde hier in deze auto wel de rol van jeugdige amant en dan hoort geklaag er niet bij. Laten we hier even stoppen, zei Rocío, het is hier zo zalig stil, vind je niet? Ze vonden een parkeerplaatsje achter een rotsblok en terwijl hij op wilskracht alleen Rocío van achteren nam en zij over de kofferbak hangend op volle sterkte de zalige stilte doorbrak, vroeg de ondergrondse reiziger zich af met hoeveel minnaars dit crisiswijf hier al geweest was en hij was benieuwd hoe lang hij nog zou meegaan, deels uit zuivere belangstelling en deels omdat de sportman in hem niet graag een slechte prestatie neerzette.

zondag 9 november 2008

Pacifist

Van Osama bin Laden, die volgens Pakistaanse bronnen al een aantal jaren dood is (typ op youtube de trefwoorden frost, bhutto en bin laden in), wordt de laatste tijd weinig meer vernomen. De kans om met een nieuwe baard en een nieuw dreigement aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen deel te nemen heeft hij nadrukkelijk laten lopen. Gelukkig is er dan zoon Omar om de naam Bin Laden in het nieuws te houden. Omar heeft deze week vergeefs asiel aangevraagd in Spanje. Dinsdag kwam hij uit Egypte aanvliegen met zijn al wat oudere Engelse echtgenote, moeder en oma uit eerdere huwelijken. Omar heeft het voorkomen van een Londener met Arabische wortels en zijn vader is aan zijn gezicht af te lezen. Ik schat hem op achter in de twintig. In zijn jonge jaren was Omar nog met papa mee naar de grotten van Afghanistan, maar na 9/11 gaf hij er de brui aan en koos naar eigen zeggen het pad van de vrede. Omar is dikkig met een klein baardje en modieuze rastaharen. Hij zou zo MTV kunnen. Een eerste poging daartoe, via asiel in het land van zijn vrouw, liep dit voorjaar spaak. De Britse overheid vreesde voor “a considerable public upset” en weigerde haar medewerking. Nu is het in España evenmin gelukt. Verder dan de overgangsruimte voor niet-toegelatenen op vliegveld Barajas kwam het echtpaar Bin Laden niet. De legislatief ingestelde Spaanse regering beriep zich op de conventie van Genève om Omar niet serieus te nemen, voor de zekerheid gevolgd door een reeks binnenlandse overwegingen. Vrezend dat hij wel snel in Saoedi-Arabië zou belanden is Omar bin Laden naar Cairo teruggevlogen. Met het oog op de wereldvrede zou hij graag de Westerse ideeën over de Arabische wereld bijstellen, heeft Omar laten weten.

vrijdag 7 november 2008

In het gezondheidscentrum

Dokter Miró vindt dat ik Catalaans moet leren. Al die buitenlanders die netjes Spaans leren spreken en dan denken dat het zo wel mooi genoeg is, ze zijn haar een doorn in het oog. We wonen hier in Catalunya, hoor. Dokter Miró vindt dat ik eruit zie of ik binnenkort doodga. Daar schrok ik even van. Ik ben gewend dat ik degene ben die zegt: dokter, ik geloof dat ik een ongeneeslijke ziekte te pakken heb; en dan zegt de dokter: niets aan de hand, even een pilletje slikken en je voelt je weer kiplekker. Nu is het dus andersom. Ik voel me inderdaad niet kiplekker en florissant zie ik er ook niet uit, maar ja, ik had na een hardnekkige verkoudheid om het af te toppen nog even een ontsteking aan de urinewegen opgelopen (hoe zeg je zoiets), dus dat ik wat dunner en grauwer ben dan normaal lijkt me niet meer dan logisch. Daar denkt dokter Miró anders over. Ze begon allemaal kankervragen te stellen, vragen die naar de onvermijdelijke conclusie kanker leiden, bedoel ik. Maar goed, voorlopig geen paniek, eerst even wat onderzoekjes doen voordat we het doodvonnis vellen. Op haar computerscherm selecteerde dokter Miró de beoogde testjes die vervolgens geheel vanzelf naar mijn patiëntendossier en naar de printer zouden worden getransfereerd. Dat was althans de bedoeling. Waarom gebeurde er niets? Dokter Miró verzonk in gemompel. Twee, drie, tien keer klikken met de muis had geen resultaat. Ik zag dat ze dit eerder had meegemaakt en toen haar hand verkrampte en haar knokkels wit uitsloegen begon ik haar aardig te vinden. Het is niet eenvoudig, hè, probeerde ik. Dokter Miró grijnsde mij in tweestrijd toe. Ze schoof ruw haar stoel naar achteren en opende een deurtje in de wand achter haar. Na ruggespraak met de collega in het belendende kamertje en een hernieuwde poging rolde alsnog het onderzoeksverzoek uit de printer. Of ik daarmee gewapend een afspraak bij het laboratorium aan de overzijde van de gang wilde maken. En pas een beetje op jezelf, voegde ze eraan toe.

woensdag 5 november 2008

Lange weg

De Afrikanen die in wrakke houten schuitjes naar Spanje hebben weten over te steken leiden hier in meerderheid een gesegregeerd bestaan. Voorzover ze geen werk vinden in de bouw leven ze in de stad en langs de kust van het toerisme. Ze verkopen goedkoop nagemaakte en zelden van echt te onderscheiden merkzonnebrillen en modieuze handtassen vanaf een uitgespreid kleedje dat ze met behulp van een handzaam touwsysteem vliegensvlug kunnen opvouwen wanneer in de verte een agent van politie opdoemt. Werkelijk alles aan hen is illegaal: zijzelf, hun handel en de manier waarop ze die aanbieden. De illegaliteit draagt ertoe bij dat ze alleen lotgenoten vertrouwen en pas op vrijdagavond wanneer ze uitgaan een praatje aanknopen met een leuke meid of een jongeman die in meer dan de eigen Barcelonese beslommeringen is geïnteresseerd. Op het platteland werken Afrikanen vooral in de tuinbouw. Ook hier vallen ze direct op en niet omdat ze donkerder en in het algemeen langer zijn dan de autochtone bevolking, maar om hun wijze van voortbewegen. Zie je ergens in de provincie een fiets of brommer gaan, dan zit er negen van de tien keer een neger op. De oorspronkelijke bewoners rijden auto of komen hun dorp niet uit. Het is een opmerkelijk onderscheid, vooral omdat het zo rigoreus is. Daar krijgt het een cultureel tintje van, alsof zo nu eenmaal de gebruiken der uiteenlopende bevolkingsgroepen zijn. Dit is uiteraard een absurde gedachte, de bevlieging van een zoekende geest die het zonder zekerheden moet stellen en in die zin even vergeeflijk als onbelangrijk, maar even zo goed is het een overweging die hier vruchtbare bodem vindt. De overtuiging dat vreemdelingen anders zijn draagt bij aan hun marginalisering en anders, dat ben je hier al wanneer je uit Zaragoza komt. De Catalanen en hun buitenlanders hebben nog een lange weg te gaan.

maandag 3 november 2008

Het crisiswijf

Op het station van Córdoba, met twee handdoeken en een radio en nog wat onmisbare spullen in een plestik tas en in zijn zak vijf schamele eurootjes, trok de ondergrondse reiziger de aandacht van een magere, goed uitziende vrouw van achter in de veertig toch zeker wel die hem zonder omwegen uitnodigde om een glas wijn te drinken op het terras van de restauratie. Al snel werd duidelijk dat zij hem een stuk jonger inschatte en dat ze in zijn diensten was geïnteresseerd. De reiziger vond dat hij haar in zijn omstandigheden niet kon weigeren. Zo belandde hij in een fraai onderhouden koopmanshuis waar alles op een kinderloos huwelijk wees. We hebben de tijd, stelde Rocío hem gerust. Ze maakte een warm bad klaar waarin de reiziger zijn door alle ontberingen gekwetste ledematen te weken legde. Hij merkte dat hij in slaap was gevallen toen Rocío aan de badrand zat met haar hand om zijn lul geklemd. Wel bij de les blijven, reiziger, lachte ze. De ondergrondse deed zijn best. Hij nam haar tegen de muur van de slaapkamer, een gestucte muur met een Iraans wandkleed waar zij op een been tegenop stond, het andere been over zijn pols geslagen. Rocío greep hem lekker beet op deze manier, maar na een tijdje kropen ze toch maar op het bed waar ze elkaar namen tot hij niet meer kon en in haar mond spoot. Toen was ze opeens verliefd en smeekte om haar mee te nemen. Ik ga nergens heen, vertelde de reiziger. Ik heb vijf euro op zak en daarvan moet ik naar huis terug. Rocío lachte hem uit. Ik ben rijk, zei ze, mijn bank geeft onbeperkt krediet. De ondergrondse reiziger woog zijn kansen. Hij had nooit veel aansporing nodig. Waarom ook niet? dacht hij. Na een paar dagen heeft ze genoeg van me en wil ze weer naar huis terug maar tot die tijd ben ik vast niet waar de politie me zoekt. De reiziger was er vrij zeker van dat hem eenmaal terug in Barcelona weinig kon gebeuren. Barcelona was immers España niet, het was eigenlijk een stad die met niemand wat te maken had. Laten we naar Málaga gaan, zei hij, maar Rocío wilde naar Tarifa. Ze wilde vis eten en Afrika zien. Nog een keer, zei ze met eisende ogen. En hoewel hij de jongste niet meer was vermande de ondergrondse zich nog een keer, langzaam beginnend nu en zich felbewust van het feit dat deze vakantie hem een film voorschotelde waar hij zelf niet gauw naartoe zou gaan. Rocío bleek een cabriolet te bezitten. Met het dak naar beneden, zijn tassen en haar koffers achterin en op de achterbank een rieten mand met olijven en wijn, reden ze de invallende duisternis in. Tot nooit meer, riep Rocío uitgelaten naar de voordeur, maar de ondergrondse reiziger dacht beter te weten. Hoe hou ik deze vrouw tevreden? vroeg hij zich bezorgd af. Hij had geen idee wat hem te wachten stond.

zaterdag 1 november 2008

Haiku Tevreden aan zijn pijpje lurkend bezag de kleine boer zijn balkon. De basilicum groeide zo ver in oktober nog lustig door. Dagelijks plukte hij er zes, zeven grote bladeren van die zijn dieet van smaak en vitaminen voorzagen. In de pot aan de muur was het ludiek verstrekte tijmzaadje tegen de bedoeling of in elk geval de verwachting in uitgegroeid tot een slinger van paarsgewijs gerangschikte blaadjes (als vlinderstrikjes) die hij graag door de winter zou helpen. Maar zijn geluk betrof de drie marihuanaplanten die op het noordelijk gelegen balkonnetje alleraardigst waren opgewassen en die nu hun geurende rijpe bloemenvracht toonden. De kleine boer stak zijn neus in die weelde, snoof eens diep en berekende de opbrengst door aan plastic zakjes van twee gram te denken. Hij zag heel veel zakjes voor zich. Dat krijg ik nooit op, dacht de kleine boer. Van dat ene bloempje dat hij van de week te drogen had gelegd om de kwaliteit te kunnen beproeven was hij knetterhigh geworden. Hij zou wat moeten verkopen of ruilen tegen gunsten. Vrij veel zelfs. De kleine boer grijnsde voor zich uit. En plena crisis económica had hij misschien een groene investering gevonden. Altijd safe natuurlijk, grond, bij slinkende geldvoorraden. De kleine boer lachte al wat luider. Je woont niet voor niets in een warm land, betoogde hij tegen de nacht. De kleine boer vroeg zich af of er meer gewassen met een hoge opbrengst waren. Iets voor het winterseizoen dat er nu snel aan kwam. De winter was hier zo vreselijk niet, maar er waren dagen dat een snijdende bergwind de flat in een kille greep nam. Huiverend liet de kleine boer zijn gedachten naar zijn troostrijke planten terugwaaien. Langs de hemel gleden de gekleurde lichtjes van een dalend vliegtuig voorbij. De kleine boer dacht aan Japan. Langzaam zakte zijn hand richting zijn kruis.