maandag 3 november 2008

Het crisiswijf

Op het station van Córdoba, met twee handdoeken en een radio en nog wat onmisbare spullen in een plestik tas en in zijn zak vijf schamele eurootjes, trok de ondergrondse reiziger de aandacht van een magere, goed uitziende vrouw van achter in de veertig toch zeker wel die hem zonder omwegen uitnodigde om een glas wijn te drinken op het terras van de restauratie. Al snel werd duidelijk dat zij hem een stuk jonger inschatte en dat ze in zijn diensten was geïnteresseerd. De reiziger vond dat hij haar in zijn omstandigheden niet kon weigeren. Zo belandde hij in een fraai onderhouden koopmanshuis waar alles op een kinderloos huwelijk wees. We hebben de tijd, stelde Rocío hem gerust. Ze maakte een warm bad klaar waarin de reiziger zijn door alle ontberingen gekwetste ledematen te weken legde. Hij merkte dat hij in slaap was gevallen toen Rocío aan de badrand zat met haar hand om zijn lul geklemd. Wel bij de les blijven, reiziger, lachte ze. De ondergrondse deed zijn best. Hij nam haar tegen de muur van de slaapkamer, een gestucte muur met een Iraans wandkleed waar zij op een been tegenop stond, het andere been over zijn pols geslagen. Rocío greep hem lekker beet op deze manier, maar na een tijdje kropen ze toch maar op het bed waar ze elkaar namen tot hij niet meer kon en in haar mond spoot. Toen was ze opeens verliefd en smeekte om haar mee te nemen. Ik ga nergens heen, vertelde de reiziger. Ik heb vijf euro op zak en daarvan moet ik naar huis terug. Rocío lachte hem uit. Ik ben rijk, zei ze, mijn bank geeft onbeperkt krediet. De ondergrondse reiziger woog zijn kansen. Hij had nooit veel aansporing nodig. Waarom ook niet? dacht hij. Na een paar dagen heeft ze genoeg van me en wil ze weer naar huis terug maar tot die tijd ben ik vast niet waar de politie me zoekt. De reiziger was er vrij zeker van dat hem eenmaal terug in Barcelona weinig kon gebeuren. Barcelona was immers España niet, het was eigenlijk een stad die met niemand wat te maken had. Laten we naar Málaga gaan, zei hij, maar Rocío wilde naar Tarifa. Ze wilde vis eten en Afrika zien. Nog een keer, zei ze met eisende ogen. En hoewel hij de jongste niet meer was vermande de ondergrondse zich nog een keer, langzaam beginnend nu en zich felbewust van het feit dat deze vakantie hem een film voorschotelde waar hij zelf niet gauw naartoe zou gaan. Rocío bleek een cabriolet te bezitten. Met het dak naar beneden, zijn tassen en haar koffers achterin en op de achterbank een rieten mand met olijven en wijn, reden ze de invallende duisternis in. Tot nooit meer, riep Rocío uitgelaten naar de voordeur, maar de ondergrondse reiziger dacht beter te weten. Hoe hou ik deze vrouw tevreden? vroeg hij zich bezorgd af. Hij had geen idee wat hem te wachten stond.

Geen opmerkingen: