zaterdag 20 september 2008

Volver

De ondergrondse reiziger was op weg naar Madrid van de vaste route afgeweken om van het onveranderlijke landschap te kunnen genieten. Het duurde niet lang of hij was de weg kwijt. De zon wees weliswaar waar hij ongeveer heen moest, maar in die richting doemde een onneembare rotswand op waarachter overigens de koperen ploert druk bezig was te verdwijnen. Gevoelens van ongemak maakten zich van de reiziger meester. Toen zag hij in de verte een stofwolk. Een bestelauto reed naar een verdwijnpunt. De ondergrondse reiziger besloot de wagen te volgen. Een half uur later arriveerde hij bij een armzalige verzameling stenen hutten waar wel tweehonderd mensen, jong en oud, in opperbeste stemming bezig waren de inhoud van de bestelauto naar lange tafels te brengen. Er was wijn, fruit, brood, tortillas, olijven, olie, kaas en worst. Het leek wel een operavoorstelling van het soort dat in Fellinifilms voorbijtrok, vertelt de reiziger. Wat deden al die mensen hier? Die pasten met zijn allen toch nooit in die paar boerenhoeven? Zijn verloren indruk bezorgde de ondergrondse reiziger een uitnodiging aan tafel, waar hij het zich dankbaar liet smaken. Het was hem opgevallen hoe iedereen op elkaar leek. We zijn allemaal familie, zei zijn buurvrouw, elke zomer komen we hier. Onze pueblo. Om wat te doen? wilde de reiziger weten. Wat we nu doen: eten en drinken en weg uit de stad zijn, en mi pueblo. De reiziger knikte. Ze waren opgegroeid in de stad, in Madrid of Barcelona of Bilboa, waar hun ouders en grootouders waren heengegaan. ’s Winters woonden hier dertig mensen. Ook de aanhang, de zwagers en de schoonzussen, kwamen enthousiast mee. Het weer in Spanje is te mooi om binnen te blijven, overwoog de ondergrondse reiziger, zo is de mediterranee. We wonen in de stad omdat het praktisch is en we wonen bovenop elkaar, want da’s nog praktischer, maar als het even kan zoekt iedereen zijn eigen open plekje.

Geen opmerkingen: