zondag 12 oktober 2008

De geldwolf

Langs de N4 naar het zuiden, weg van Madrid en haar gulzig verlangen naar roem, pikte de ondergrondse reiziger een haveloze figuur op. Hij had een dunne grijze baard en ongekamde haren en droeg om zijn lijf een soort van monnikspij, wat de reiziger nogal warm leek op een zonovergoten septembermiddag in La Mancha. De lifter, die nergens in het bijzonder naartoe hoefde, gewoon een eindje meerijden, stelde zich voor als een geldwolf. De ondergrondse reiziger moest lachen. Dat schiet nog niet op, als ik zo vrij mag zijn, zei hij. Wat schiet niet op? wilde de ander weten. Het geld, je ziet er niet rijk uit, bedoel ik. O dat. De lifter grijnsde dun. Ja, ik word er niet rijk van; ik hou het niet, hè. Geef je het weg? De ondergrondse reiziger voelde een schuldige gewichtloosheid door zijn hoofd trekken, zoals vaker wanneer hij iemand ontmoette die er werkelijk toe deed. De geldwolf lachte lang en luid, tot ergernis van de reiziger die zich door zijn eigen schuldgevoel in de maling genomen voelde. Nee, ik geef het ook niet weg, zei de geldwolf, ik eet het op. Hij zag de ondergrondse reiziger naar zijn magere gestalte kijken. Ik verbrand het, ik verzuip het, ik maak het weg. Je maakt geld weg? Natuurlijk, hoe minder geld in de wereld hoe beter, nietwaar? De reiziger voelde een brede grijns aan zijn wangen trekken. Hij wilde vertellen hoe hij als kind twee keer zijn spaargeld had weggesmeten, maar misschien was dat een beetje een flauwe manier om zijn sympathie kenbaar te maken. Hoe kom je eraan, vroeg hij daarom, hoe kom je aan geld om kwijt te maken. De geldwolf legde twee witte pillen op zijn tong en nam een slok uit een flesje medicinale alcohol. Dat steel ik, zei hij erbij. De ondergrondse reiziger onderging een lichte onrust bij deze bekentenis. Ben je goed, deed hij geïnteresseerd, ik bedoel, maak je verschil? De geldwolf leek met deze vraag wel tevreden. We zijn met velen, antwoordde hij. Hij reikte de reiziger een pil aan. Wat is het, vroeg die. Gewoon speed. De ondergrondse reiziger had nooit veel aansporing nodig. Waarom ook niet, dacht hij. Het was warm en de weg was recht en speed kon hij in het algemeen goed verdragen. Hij ging er alleen heel erg van willen. De reiziger slikte zijn pil door zoals de geldwolf had gedaan. We zijn al een eind op weg, vertelde die. Over een tijdje zijn we bij het omslagpunt en dan wordt het leuk. Waarom? Omdat het geld dan zijn waarde begint te verliezen, het eet zichzelf op zogezegd. De reiziger voelde de speed van zijn maag bezit nemen. Ik begrijp het niet, zei hij slimmig, als er minder geld is wordt het toch meer waard? Niet als mensen bang worden voor hun geld, niet als ze bang worden om een geldwolf tegen te komen. De ondergrondse reiziger schoot in de lach. Het was van een verpletterende logica. Zijn neus begon te lopen. Hij snoof twee keer op en vroeg om een sigaret. Ik rook niet, zei de geldwolf. Ik eigenlijk ook niet, bekende de reiziger. Er komt vanzelf een benzinestation, dacht de geldwolf, haal je daar toch een sigaretje? Hij heeft gelijk, dacht de ondergrondse reiziger, er is geen haast bij.

Geen opmerkingen: