dinsdag 14 oktober 2008

De stemming slaat om

Terwijl ze traag door Sin Metalico reden en de ondergrondse reiziger zich ongemakkelijk afvroeg hoeveel de politie inmiddels wist, was de geldwolf druk met de bankpasjes in de weer. Drie keer lukte het hem om in te breken, een vierde keer niet. De geldwolf maakte telkens het maximale bedrag over dat het bankierprogramma toeliet. Zet er de sokken maar in, zei hij toen ze het stadje achter zich hadden. En wat doe jij ermee, kon de reiziger niet nalaten te vragen. Ik maak het weg, zeg ik toch? De stemming van de geldwolf sloeg opeens om. Je gelooft me niet, hè? snauwde hij. Je bent ook zo’n eikel die op het laatst toch aan geld denkt. Dat wil ik niet, stamelde de ondergrondse reiziger geschrokken. Vast niet, grijnsde de geldwolf. Hij gebaarde naar de kant van de weg. Stop hier maar. Ga je eruit? Bevreemd en een tikje ongerust stopte de reiziger bij een dammetje over de droge greppel die de weg al een eindje volgde. En jij ook uitstappen, beval de geldwolf. Vlug, en trek je kleren uit. Pas toen hij de loop van het pistool op zijn buik zag gericht begreep de ondergrondse reiziger dat hij nu aan de beurt was. Maar hij begreep de bedoeling pas toen de geldwolf hem zijn pij toewierp. Hij was inderdaad vel over been. Geef me al je spullen, zei hij, kleren, koffer, wat je maar hebt. De ondergrondse reiziger, die de ernst van de situatie inmiddels inzag, begon te pleiten. Ik kan je overal afzetten, hoor, waar je maar wil. Ik hou mijn mond wel. Klets gerust een eind weg, lachte de geldwolf, jouw vingerafdrukken staan op al deze lege portemonnees. Klootzak. Nee. De geldwolf liet zijn pistool zakken. Ik ben geen klootzak, ik moet dit doen. Waarom leven twee miljard mensen van twee dollar per dag terwijl op de aandelenbeurzen de miljarden van hand tot hand gaan? Wat is dat voor systeem? Daar moet een eind aan komen. En die mensen in de bar dan? vroeg de ondergrondse, dat waren niet bepaald rijke lui. Die hebben zeker pech gehad? Och, zei de geldwolf laconiek, ze maken het wat eerder mee dan de rest. Hij gebaarde met zijn pistool. En nu terug in de auto jij en wegwezen. In dit pak dat iedereen gezien heeft? Ik lever je toch niet uit, vond de geldwolf, ik hoop voor je dat je het redt. Dank je wel, gromde de reiziger. Hij bedacht zich dat zijn verontwaardiging op dit moment weinig waard was. Succes dan maar met je strijd, mompelde hij, heb je misschien wat benzinegeld voor me? De geldwolf schoot in de lach. Oké man, maar wees er zuinig mee, het systeem niet voeden hè? Instemmend knikkend nam de reiziger een briefje van tweehonderd euro in ontvangst. Dan ga ik maar, zei hij. Ik ook, zei de geldwolf. De ondergrondse reiziger hoopte heel even dat de geldwolf zich zou bedenken, maar dat gebeurde niet en zo reed de hij de N4 weer op, in een naar andermans zweet ruikende grauwe monnikspij en met niets anders op zak dan een briefje van tweehonderd euro, geen eten of kleren, en met een heleboel haast. Ik moet ergens kleren vandaan halen, dacht hij paniekerig, ik moet de auto kwijtraken. De reiziger keek om zich heen. Het land was plat en kaal en de zon scheen onbarmhartig. Hij moest opeens denken aan Herminio Pan. Hij had nu manager kunnen zijn, in Madrid.

Geen opmerkingen: