donderdag 16 oktober 2008

Waarheen?

De euforie van de speed was nu wel uitgewerkt. Wat overbleef was een malend gevoel, alsof ergens in zijn lijf een zacht brommende elektromotor een schoepenrad aandreef. En op het ritme van die stuwende beweging leken ook de gedachten van de ondergrondse reiziger in kringetjes rond te draaien. Hij moest van zijn auto en deze monnikspij af, maar hoe? Bloot door de velden struinen was zelfs met tweehonderd euro in zijn vuist geklemd geen goed idee. De logische oplossing was om kleren te gaan kopen in een dorp dat net groot genoeg was om zoiets te verkopen, maar de pij zou argwaan wekken. Aan de reacties in het wegrestaurant te oordelen waren de geldwolven berucht in dit deel van de wereld. Misschien deed hij er beter aan ergens wat kleren te stelen. Ja, nu hij erover nadacht scheen stelen toch de beste optie. Eerst roven, dan stelen, waar ging het heen met de reiziger? Niet dat ik wil, prevelde de ondergrondse voor zich uit, maar de omstandigheden dwingen mij ertoe. Eerst van kleren verwisselen dus en in een volgend dorp de bus nemen. Waarheen, dat maakte niet uit. Niemand zou hem dan nog herkennen, want ze hadden allemaal die vent in zijn grauwe monnikspij op hun netvlies staan. Nu zijn plan min of meer vaststond, werd de ondergrondse reiziger zich van zijn zichtbaarheid bewust. Hij was nog steeds volkomen alleen in deze uitgedroogde leemvlakte, dat was beslist een voordeel, maar het stelde hem niet gerust. Het gevaar loerde zoals altijd overal. De reiziger zette de cd van Herminio Pan nog maar eens op. Por favor, papa, no intentes enterarme. Toch wel lekkere muziek. In de verte stond een autootje langs de weg geparkeerd. Dichterbij komend herkende hij het wit en groen van de Guardia Civil, op de uitkijk naar een bruine Seat Ibiza. Bruusk kwam de ondergrondse reiziger tot stilstand. Er als een dolle voorbijscheuren en ze dan afschudden leek hem met deze roestbak geen optie. Terug dus maar. Hij keerde en reed in arren moede richting de plek waar hij van de geldwolf afscheid had genomen. Er was tot aan dat punt wel een dorp maar geen zijweg. Vlak voor het dorp zag hij opnieuw een groenwit autootje staan. Het was waar, ze zaten achter hem aan. Ze hadden hem gevonden en wachtten rustig tot hij in de val liep. Opnieuw keerde de ondergrondse reiziger en toen hij ergens halverwege die twee politieauto’s was en de paniek tot ondraaglijke hoogte was opgelopen, draaide hij pardoes het veld in. Weg, weg van hier. Hij kwam tot een halve kilometer, toen reed hij met een luide klap een kuil in en wilde de auto niet meer voor- of achteruit. Zijn eigen gekte en die van de geldwolf vervloekend stapte de ondergrondse reiziger uit zijn bruine Ibiza. Hij bedacht zich en trok de cd van Herminio Pan uit de speler. Die had er tenslotte niets mee te maken. De reiziger zette het op een sukkeldraf. Het was laat in de middag. Over een uur of drie ging de zon onder, dan was hij veilig. Als hij geluk had scheen de maan en kon hij verderlopen. Hij wilde er niet aan denken wat pech allemaal kon betekenen.

Geen opmerkingen: