vrijdag 19 oktober 2007

Bedekte termen

Ik heb onaardig geschreven over de burka, op 23 september. O help, een burka, wat nu? En het was niet eens zo’n Afghaanse gevangenis, maar een alles omsluitend woestijngewaad dat alleen de ogen vrij laat. Heel praktisch wanneer het zand om je heen blaast. Waarom zou iemand niet mogen dragen waar hij behoefte aan heeft? Mijn afkeer kwam voort uit het feit dat zij, de vrouw, zo’n pak droeg en dat hij, haar begeleider en ik nam gemakshalve aan haar man, in lokale spijkerboek met fleurig overhemd rondliep. Het ging mij om het verschil. Maar nu vrees ik toch te hebben bijgedragen aan de plotselinge hetze tegen het hoofddoekje. De hoofddoek is bij toverslag een probleem geworden, van de ene dag op de andere. Een school weigerde een leerlinge met hoofddoek de toegang – een meisje van 6 jaar! - en alle media doken er bovenop. Ik zie hoe het beïnvloedbare tv-volk de hoofddoekjes opeens met argwaan bekijkt. Ik voel hoe de draagsters onder het nieuw verordonneerde wantrouwen lijden. Van zomaar een bevolkingsgroep die zijn geloof meeneemt naar een ander land, zoals op zijn manier iedereen dat doet, zijn ze een minderheid geworden. Ik schaam me een beetje dat ik aan de discussie heb bijgedragen door die (onbewust) een stap voor te zijn. Ik wou daarom duidelijk stellen dat ik onderscheid zie. Er is verschil tussen een machtsmiddel en een traditioneel kledingstuk. Er is verschil tussen een slachtoffer en een dader. Het is verleidelijk om een ander de schuld te geven van je eigen ongemak, maar uiteindelijk leidt dat tot rampspoed. Ik heb daarover een boek geschreven.

Geen opmerkingen: