zondag 24 februari 2008

Schepen verbranden

Wanneer je na je veertigste emigreert, zoals de ondergrondse reiziger heeft gedaan, is de verleiding aanwezig om met vervroegd pensioen te gaan. Je hoopt op beter – waarom zou je anders weggaan – en misschien vind je dat beter in een staat van voldaanheid. Boekje lezen op het balkon met een blowtje of een glaasje wijn erbij, wat wil een mens nog meer? Het gevaar is dat je teleurgesteld wordt. Niets willen is een kunst die je al voor vertrek moest beheersen. En als dolce far niente het doel is, zou je dan wel je welvaartsstaat verlaten voor een ongewis avontuur? Toen de ondergrondse reiziger nog bovengronds met toeristen door de stad liep had hij eens een oud-marinier in zijn groepje. De man was op zijn vijftigste met een mooi pensioen afgezwaaid, blaakte werkelijk van gezondheid en had nog zeker dertig jaar vakantie voor de boeg. Zijn leven kwam op de reiziger als een woestijn over. Er zat daarom voor hem niets anders op dan opnieuw beginnen. De schepen zijn verbrand, je hebt geen andere keus dan welgemoed aan land stappen. De reiziger schudt het water van zich af en kijkt hongerig in het rond, gespitst op mogelijkheden. Ziet hij daar een baantje voor het oprapen liggen, een vriendschap, een begin van wederzijds begrip en acceptatie? Zo’n houding vraagt om een verlangen naar jeugdigheid, naar het terugzetten van de onverbiddelijk tikkende klok. Je ontkent dat het verleden je heeft geraakt en rekent jezelf een jaar of wat rijk. Je moet tenslotte doen wat je al jaren niet meer hebt gedaan. Er zijn even geen zekerheden. En als je dan na verloop van tijd je plekje vindt, als ondergrondse reiziger zijnde, dan begrijp je wat het betekent om te emigreren. Je hebt sociaal zelfmoord gepleegd, je oude leven is alleen nog maar een herinnering. Je bent herboren. Je maakt van voren af aan opnieuw de opkomst en ondergang van een bestaan mee. Alleen anders, dat is logisch. Het is iedere keer weer anders.

Geen opmerkingen: