woensdag 27 februari 2008

Film

Er stappen drie jongens in de metro. Ik hou ze op zestien maar misschien zijn ze veertien. Ze gaan rondom mij zitten. Die naast mij haalt steeds zijn neus op. De jongens zitten voorovergebogen, onderarmen op de knieën, en kijken strak voor zich uit naar iets wat er niet is. Niet hier, in elk geval. Ik ruik een platte bleekmiddelgeur, een lucht die het gehemelte verlamt. Ze hebben zeker net gesnoven en zijn in deze afgesloten publieke ruimte niet tot de op dit moment zo dringend gewenste communicatie in staat. Begrijpelijk, want een gesprek zou uit weinig anders dan lachen en gillen bestaan en daaraan zijn deze jongens op hun leeftijd nog niet toe. Onzeker staren ze naar de draaikolk in hun hersens. Hun jonge spieren schreeuwen om actie. Nog drie haltes alleen zijn met hun ervaringen. Blijft het zo tekeer gaan daarbinnen? Tering, wat een achtbaan. Is dat normaal? Dit is niet uit te houden, zeg. Er moet iets uit mij. Een kloppartij zou helderheid scheppen. Even die ouwe lul op zijn bek rammen. Jammer, dat we niet durven. We? Ja, mijn makkers ook niet. Kijk ze zitten, die zijn net zo leip als ik. Lijp? Leip? Weet ik veel. Wij. Zijn we toch weer met z’n drieën. Samen de stad in. Kijken, wat er gebeurt. Lekker vliegen, niemand maakt me wat. Die metro weet anders ook wat vliegen is. Gaat het altijd zo hard? Zijn we gekaapt, ofzo. We rauzen te pletter en ik ben erbij. Ik ben overal bij. Yo, Pep! We zijn d’r, man.

Geen opmerkingen: