donderdag 6 december 2007

Tombola

Er stond een auto op het zebrapad. De voetgangers konden er niet langs. De jongedame achter het stuur, druk bezig met haar mobieltje, reageerde verontwaardigd op de klachten van een oversteker. Waar moest ze haar kekke Peugeotje dan kwijt? Ze had gelijk. Het zebrapad is vaak de laatste plek waar een mens nog normaal kan parkeren. Mevrouw beantwoordde geheel aan het clichébeeld van de hardwerkende arrogante trut die geen tijd heeft voor consideratie. Ze zag er precies zo uit als haar evenbeeld van de reclame: blond, slank, jong, zelfingenomen, agressief. Zo moet je wezen, wordt ons ingeprent. Voor de meesten is het een onhaalbaar ideaal. Blonderen lukt nog wel, maar slank en arrogant ben je van huis uit of je bent het niet. Dus haalt men geërgerd de schouders op en accepteert een rol als tweederangsburger. En wie wel alle vereiste kwaliteiten bezit, die laat zich gemakkelijk door de geneugten van bewondering en bevoordeling verleiden. Het is van een stuitende domheid. En toch vallen we er allemaal voor. Een bijzonder ergerlijke bijkomstigheid is dat het ideaalbeeld zo sterk van de werkelijkheid afwijkt. Mevrouwtje behoort hier tot een zeer kleine minderheid. De reclame creëert doelbewust een elite van andere mensen, een kaste van uitzonderlijken waartoe normale stervelingen niet behoren. Aangezien reclame al lang en breed de belangrijkste cultuurdrager van onze samenleving is – reclame introduceert technische uitvindingen, reclame introduceert visuele trends, reclame vertelt wie je wezen moet - vervult dit beeld mij met woede. Het is uitgesproken racistisch. Gevolg daarvan is, dat ik het die trut kwalijk neem dat zij haar haar heeft geblondeerd. Terwijl zij ook maar een slachtoffer is, natuurlijk, zij het dan een slachtoffer met mazzel. Ik heb daarover heel lang geleden een boek geschreven.

Geen opmerkingen: