zaterdag 22 december 2007

Rondedans

Twee weken geleden begon het hoesten. Op straat en in de metro hoorde je zo nu en dan een kuchje. Veel stelde het allemaal niet voor. Maar in de spits staan mensen dicht opeen gepakt. Vaak kun je nog je kont niet keren. Je wurmt je een al overvolle metro in – wachten op de volgende levert uitsluitend tijdverlies op – en waar je terechtkomt daar sta je dan. Je mag hopen dat wat zich pal onder je neus bevindt een beetje lekker ruikt. Nou wil dat meestal wel lukken, parfums vinden hier gretig aftrek, maar je kunt ook een mond treffen en als die mond begint te hoesten kun je geen kant op. Je bent weerloos en hebt niets anders dan je gezondheid om de virusaanval te weerstaan. Na een paar dagen had dit patroon zich zo vaak herhaald, dat je overal hoorde hoesten, soms zacht en soms venijnig hard. De kans dat je tijdens een metroritje met overstap nergens in je gezicht werd geproest was verwaarloosbaar geworden. Het weekend bracht verlichting, voorzover de kinderen geen dragertjes waren geworden. Op maandag begaf iedereen zich gesterkt de metro weer in. De virussen hadden ondertussen niet stilgezeten. Zoals virussen dat doen waren ze gemuteerd. Nieuwe varianten grepen hun kans om onze weerloze lijven te bespringen. Op dinsdag was iedereen ziek en op woensdag waren de compartimenten voor het eerst merkbaar leger. Op donderdag waren er zelfs zitplaatsen beschikbaar. Lacherig keken we elkaar aan. We schaamden ons die plekken in te nemen. Wij waren de overlevenden. Wij waren de sterken, wij hadden geluk, wij hadden onze portie al gehad. Met de kerstdagen in aantocht zouden we de dans wel ontspringen. Dachten wij.

Geen opmerkingen: