maandag 7 april 2008

Alledaagsheid

Het theatermuseum Dalí in Figueres is in negentien jaar niet veel veranderd. De man en vrouw op de achterbank van de Cadillac zijn nog op dezelfde manier met klimop overwoekerd. De wassen Christus lijkt wat verder van zijn kruis gezakt, maar dat kan verbeelding zijn. Het portret van de binnenste buiten gekeerde Picasso, hoewel niet precies zoals in de herinnering was opgeslagen, hing er nog steeds. Wel anders was de manier waarop de ondergrondse reiziger de permanente tentoonstelling onderging. Destijds was hij nog erg met zijn verschijning temidden van de kunstwerken begaan. Deze keer had hij meer oog voor wat om hem heen plaatsvond. Het viel hem op dat de twee schoolklassen die er rondliepen, een Franse en een Italiaanse, uitstekend tussen de beelden en schilderijen pasten. Ze gingen op volmaakt natuurlijke wijze een dialoog met hun omgeving aan. Toen Dalí zijn kunst vervaardigde was een van de werkelijkheid losgezongen levensstijl nog in hoge mate aan politiek en kunstenaarschap voorbehouden. Zijn surrealisme was behalve een uit eigen behoefte bewandelde weg ook een boodschap aan zijn publiek om de dagelijkse realiteit met andere ogen te bezien. Dat laatste is, kreeg de reiziger de indruk, allang niet meer nodig. Dankzij de sindsdien door brede lagen van de bevolking bereikte materiële welstand is een al dan niet bewust uitgedragen surrealistisch levenspatroon heel gewoon geworden. Vooral aan de in beide schoolklassen ruim vertegenwoordigde kaste van modebewuste meisjes is dat goed te zien. Met hun kleurrijke dure kleren, hun blinkende sieraden en hun gave gezichtjes zijn ze kleine kunstwerkjes die op ongedwongen wijze hun zieleroerselen blootleggen. Wanneer de ondergrondse reiziger twee van zulke nimfjes naar Mae West ziet kijken, dan kan hij moeilijk geloven dat ze op dat moment niet zichzelf zien, of op zijn minst een deel van zichzelf.

Geen opmerkingen: