vrijdag 21 maart 2008

Even weg

Een weekje in Amsterdam op het eind van de winter valt meer dan ooit op hoe woest en ledig Nederland is. Uit de wolken brekend zonlicht schijnt op weiden van asfalt waardoorheen kinderlijk kleine trammetjes jakkeren. De bodem ademt het water van voorbije regens. Nergens vindt de ondergedoken reiziger beschutting. Wanneer hij lang geleden zijn dorp uitfietste boezemde zulk weer hem de angst in door een onverhoedse windvlaag opgetild te worden en tussen de wolken door de ruimte in geslingerd. Niets om zich aan vast te klampen, vermeldt een bij de plek des onheils neergezet bordje, met daaronder de zin: liever geen bloemen. De ondergedoken reiziger moest voor zijn werk in de nieuwe bibliotheek achter het station wezen. Tot zijn vreugde staat Tombola!, eersteling van de obscuur gebleven romancier Jan Luik, nog altijd in de kast. Hij had niet durven hopen dat die de verhuizing zou overleven. Vijftien jaar alweer maakt dit dappere boek op eigen wijze deel uit van de literaire canon. De permanente Revetentoonstelling was in de woorden van de schrijver niet veel zaaks, waardoor met een kijkje weinig kostbare tijd verloren ging. Goed leesbaar was het altijd weer hartverwarmende vers over God die even vergeefs naar ons zoekt als wij Hem. ’s Avonds beleefde de ondergedoken reiziger 1980-ervaringen met vrienden die hij toen ook al kende. Net als destijds werd er hasj gerookt in plaats van marihuana. De denkbeelden van de vrienden, de reiziger incluis, ademden een fatalistisch geïnspireerde vastberadenheid. Na jarenlang op andermans ijdele verwachtingen te hebben meegelift bleken de vrienden ieder voor zich hun eigen wrange werkelijkheid nieuw leven ingeblazen te hebben. Genoeg gelachen en gedroomd. Tevreden mensen hebben onbelangrijke gedachten. Argwaan is de muze van de daadkracht. Anders dan vroeger leidde die argwaan niet direct tot bittere verwijten onderling. De vrienden hebben geleerd om professioneel met hun inzichten om te gaan. Ze zijn te oud geworden om elkaar een lul te vinden, kun je ook zeggen. De moslimdiscussie bleek nog lang niet uitgewoed. De aanstaande verschijning van de inmiddels ook hier aangekondigde propagandaspot van de gekrenkte limbo (zelf wel geïntegreerd) bewoog Harry de Winter ertoe in slordig gekozen woorden te betogen dat je in Nederland niet moet wagen over joden te beginnen zoals erover moslims wordt gepraat, want dan krijg je meteen de linkse kerk over je heen en kun je het verder wel schudden met je bekendheid. Harry’s gelijk werd per kerende krant aangetoond door een zekere Yoeri Alberegt die schaamteloos betoogde dat De Winter de slachtoffers van de holocaust op één lijn stelde met een stel miese terroristen. Je moet maar durven. Handen af van ons schuldgevoel, zal Alberegt gedacht hebben. Zolang de moslims nog niet zijn afgevoerd, mogen ze blijkbaar naar hartelust aan de schandpaal genageld worden. De vrijheid van meningsuiting wordt hier nog steeds opgevat als het recht om ongenuanceerde uitspraken te doen. Waar komt dat verlangen naar hufterigheid toch vandaan? Het is waar dat een afgewogen oordeel meestal de krant niet haalt. Die geeft haar kolommen liever aan het gebral der gekrenkten. Maar is het dan werkelijk nodig om iemand die tienduizend euro betaalt om zijn landgenoten aan hun verleden te herinneren met valse argumenten te kakken te zetten? Inmiddels is de ondergedoken reiziger weer veilig thuis, klaar om voor de lezer ondergronds te gaan. Kwijtgeraakt, was het thema van zijn bezoek aan Amsterdam. Amsterdam is voor hem een kwijtgeraakte stad aan het worden, met nog enkele behouden huizen erin.

Geen opmerkingen: