zaterdag 10 november 2007

Overboord

Hoe doen schipbreukelingen onder elkaar? Julian Barnes fantaseerde erover in zijn boek A history of the world in 10½ chapters, in het hoofdstuk gewijd aan het schilderij Het vlot van de Medusa, van Eugène Delacroix. Barnes stelde zich voor dat het vlot aanvankelijk afgeladen was geweest, zo vol dat iedereen moest staan en men elkaar ’s nachts onverhoeds in zee kieperde om ruimte te maken. Op het doek van Delacroix zijn we de onvermijdelijke afloop al dicht genaderd. Dat Barnes het goed had gezien, blijkt uit het relaas van Leidi Fall, een 29-jarige Senegalees die als enige een mislukte oversteek van Mauretanië naar de Canarische eilanden heeft overleefd. Op 3 oktober jongstleden vertrok schipper Fall met 56 opvarenden plus proviand in een open schuit uit de havenstad Nuadibú. Zijn loon: 200 euro plus twee zitplaatsen om naar eigen goeddunken aan de man te brengen. Op 157 kilometer van Gran Canaria, aldus de GPS, was het tijd om diesel bij te tanken. Toen bleken de geleverde jerrycans water te bevatten. Ze waren gefopt. Iedereen schreeuwde, sommigen begonnen te bidden, anderen huilden als kleine kinderen, vertelde Leidi Fall aan El País. Stuurloos dreef het bootje op de stroom mee, in de brandende zon. De passagiers raakten onderling slaags. Wie in slaap viel werd gauw door een ander overboord geduwd, zonder dat de rest ingreep. Toen de laatste hap rijst gegeten was, sprongen tien Malinezen spontaan in zee. De overigen vielen een voor een in slaap om nooit meer wakker te worden. Aanvankelijk wierp Fall de doden na een kort gebedje in zee, maar op het laatst had hij daar de kracht niet meer voor. Zo werd hij na 21 dagen ten zuiden van Kaapverdië gevonden. Met opgetrokken knieën, de enige houding die hij nog kon verdragen, lag hij te wachten tot God redding zond. Die kwam in de vorm van de Spaanse viskotter Tiburon III. De vissers zagen een scheepje dobberen met acht lijken erin. En toen stak een van de lijken zijn hand op, vertelt visser José Maria Abreu.

Geen opmerkingen: