vrijdag 9 november 2007

Karikatuur

Er stond een moordenaar in de metro. Ik zag het aan de kleine dingetjes. Hij had mooie fijne handen. Waarschijnlijk was hij vroeger een heel mooi knaapje, een schattig jongetje dat door zijn verliefde moeder net even te veel talenten was toegedicht. Hij had haar teleurgesteld, het knaapje. Zijn vingers waren nog even slank, maar zijn polsen waren dik en harig geworden. Zijn kin had iets onbehouwens gekregen, zijn mooie grote kinderogen waren steeds verder gaan uitpuilen, zijn haar werd al dunner. Hij was een karikatuur van een kind geworden. Hij verfde sinds kort zijn haar. Dat stond hem goed, al kon het niet verhullen dat zijn jeugd hem voorgoed had verlaten. Hij zou nooit meer die gevierde violist worden. De mislukking hing als een zure lucht om hem heen. Het was hem niet eens gelukt een vrouw te vinden die af en toe een flesje after shave voor hem kocht. Hij stond er alleen voor. Niemand wou hem helpen. Ze liepen allemaal in de weg. Het was begonnen met zijn moeder, die hem met haar onredelijke verwachtingen van de wijs had gebracht. Zijn moeder was nu dood. Dat was een hele opluchting gebleken. Maar het was niet genoeg. Daarom stond hij in de metro, de moordenaar, op zoek naar verlossing. De twee veiligheidsbeambten hadden niets in de gaten. Die waren op heel andere kenmerken geïnstrueerd. De vrouw vlak naast hem zag het wel. Ze voelde het gevaar maar was niet bang. Hier kon hij immers niks beginnen. Als hij al het talent bezat om zo’n opdracht tot een goed einde te brengen. Daarvoor leek de geur van mislukking te sterk.

Geen opmerkingen: