dinsdag 13 november 2007

Onaf

Poble Nou was vroeger een arbeiderswijk waar woonkazernes en fabrieken kriskras door elkaar stonden. Van het roemruchte vierkante grid van Barcelona was dit het slordigst ingevulde deel. Toen kwamen de Olympische Spelen en werden de fabrieken – of wat daar van over was - de stad uitgejaagd. Poble Nou werd vervangen door luxe nieuwbouw. Steeds meer krotten vielen onder de schoffel van de stadsvernieuwing. Na vijftien jaar zijn bij Glòries de laatste overblijfselen van vroeger te zien: vervallen huisjes langs een kinderkopjesstraat die eindigt tegen een blinde muur. De was hangt van het balkon neer, voor de deur staat een kapotte Ford geparkeerd. Het heeft er iets Belgisch. Honderd meter verderop verheft zich de erectie van de beurseconomie, de al eerder ter sprake gekomen Torre Agbar, voorop in de strijd tegen gisteren. Om het beeld te completeren hebben de junks uitgerekend dit laatste binnenstedelijke toevluchtsoord van de havenots uitgekozen om hun handel te drijven. Hier lopen ze schreeuwend achter elkaar aan, hier verrichten ze langs de straatrand hun noodzakelijke handelingen en hier liggen ze voor pampus te wachten tot hun lijf weer wil opstaan. Ik zag een jongen en een meisje bezig. De routine en de verveling straalden er vanaf. Toch behouden junks voor eeuwig die rebelse trek die hen ooit deed besluiten een eerste spuit te zetten. Lastige kinderen die liever op straat leven dan in zo’n mooie airconditioned kantoortoren. Als lastige kinderen gaan ze voortijdig dood. Die zijn nog niet klaar, denk je dan.

Geen opmerkingen: